Uitspraak
mr. R.J.A. Verhoevente Alkmaar,
mr. N.H. Fridsmate Heemskerk.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toewijzing van een voorlopig gebruiksrecht van een woning. De man, appellant, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 7 februari 2022 was gewezen. De vrouw, geïntimeerde, had in kort geding gevorderd dat zij bij uitsluiting van de man gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de woning, terwijl de man in reconventie het gebruiksrecht voor zichzelf vorderde. De kantonrechter had de vorderingen van de vrouw grotendeels toegewezen en de reconventionele vordering van de man afgewezen.
In hoger beroep heeft de man drie grieven ingediend, waarbij hij betoogde dat de kantonrechter ten onrechte het gebruiksrecht aan de vrouw had toegewezen. Hij voerde aan dat de argumenten van de kantonrechter, zoals het verschil in woonduur en inkomenssituatie, niet valide waren. De vrouw daarentegen stelde dat de kantonrechter een juiste belangenafweging had gemaakt en dat de man niet voldoende had onderbouwd dat hij meer had geïnvesteerd in de woning.
Het hof heeft overwogen dat bij de toewijzing van het gebruiksrecht de belangen van beide partijen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Het hof kwam tot de conclusie dat de financiële situatie van de man geen doorslaggevende factor was en dat de belangenafweging in het voordeel van de vrouw uitviel. De grieven van de man werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd.