ECLI:NL:GHAMS:2022:2408
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in hoger beroep tegen vrijspraak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld, maar tijdens de zitting op 3 augustus 2022 heeft de advocaat-generaal verklaard dat de grieven tegen het vonnis niet worden gehandhaafd. Dit impliceert dat het openbaar ministerie geen belang meer hecht aan de voortzetting van de behandeling van de strafzaak in hoger beroep.
Het hof heeft vervolgens overwogen dat, nu er geen rechtens te beschermen belang is dat gediend is met de voortgezette behandeling van de zaak, de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing van het hof is genomen in een meervoudige strafkamer, waarbij de rechters W.S. Ludwig, P.C. Römer en M. Senden zitting hadden. De uitspraak is gedaan op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2022, waarbij mr. M. Boelens als griffier aanwezig was.
De uitspraak van het hof bevestigt dat het openbaar ministerie geen belang meer heeft bij de voortzetting van het hoger beroep, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in hoger beroep door het openbaar ministerie verduidelijkt.