Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
(I)
dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij arrest uitvoerbaar bij voorraad alsnog
(II)
- primair (A) voor recht zal verklaren dat de samenwerking tussen partijen in de periode vanaf 2008 tot het sluiten van de beëindigingsovereenkomst d.d. 17 mei 2018 (hierna: de beëindigingsovereenkomst) dient te worden gekwalificeerd als agentuurovereenkomst en (B) voor recht zal verklaren dat het concurrentiebeding zoals is overeengekomen in de beëindigingsovereenkomst nietig is wegens strijd met artikel 7:443 lid 1 BW, althans dit te vernietigen;
- subsidiair (C) voor recht zal verklaren dat de beëindigingsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig door [appellant] is opgezegd per 1 november 2019;
- meer subsidiair (D) een redelijke opzegtermijn te bepalen die nog in acht moet worden genomen met betrekking tot de opzegging van [appellant] d.d. 21 augustus 2019;
- meest subsidiair (E): voor recht zal verklaren dat de termijn waarbinnen door [appellant] geen concurrerende werkzaamheden mogen worden uitgevoerd eindigt per 1 januari 2022, althans zal bepalen dat het concurrentiebeding zal eindigen op 1 januari 2022, althans op een door het hof te bepalen termijn;
(IV)
Next Generation zal veroordelen in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
2.2. Feiten
“1. Per 1 juni 2018 beëindigd de samenwerkingsovereenkomst tussen Next Generation B.V. en [appellant] , geb. [geboortedatum] .2. Overeengekomen is dat Next Generation B.V. een bedrag betaald ad. € 110.000,- excl. BTW + € 55.000,- excl. BTW als het aandeel van [appellant] in het aanwezige inventaris3. Tot deze datum heeft [appellant] recht op 50% van de winst conform overzicht van Next Generation B.V. onder aftrek van € 50.000,- voor de huur van de loods.4. (…)5. Per deze datum verklaart [appellant] dat hij zich niet meer bezig houdt met de aan- en verkoop van pallets en in deze geen contact meer heeft met de afnemers en leveranciers van Next Generation B.V. of indien hij daar wordt gevraagd om te doen6. Indien [appellant] zich niet houdt aan dit artikel zal er een boete verschuldigd zijn van € 1.000 per dag zolang dit voortduurt.7. (…)8. De in deze overeenkomst genoemde bedragen geldt als finale kwijting van alle eventuele vorderingen en/of schulden tussen [appellant] en Next Generation B.V.9. (…).”
3.Beoordeling
- primair voor recht zal verklaren dat het concurrentiebeding zoals is overeengekomen in de beëindigingsovereenkomst ongeldig is wegens strijd met artikel 7:443 lid 1 BW;
- subsidiair voor recht zal verklaren dat de beëindigingsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig door [appellant] is opgezegd per 1 november 2019;
- meer subsidiair het overeengekomen concurrentiebeding per 1 november 2019 teniet zal doen;
- nog meer subsidiair: een redelijke opzegtermijn zal bepalen die nog in acht moet worden genomen met betrekking tot de opzegging van [appellant] d.d. 21 augustus 2021;
- meest subsidiair: voor recht zal verklaren dat het concurrentiebeding uiterlijk op 17 mei 2020 komt te eindigen;
grief Ikomt [appellant] op tegen de afwijzing van de gevorderde verklaring voor recht dat de samenwerking tussen partijen in de periode vanaf 2008 tot het sluiten van de beëindigingsovereenkomst dient te worden gekwalificeerd als agentuurovereenkomst. [appellant] heeft daartoe, samengevat weergegeven, aangevoerd dat hij de pallethandel feitelijk runde, betrokken was bij elke transactie en een cruciale rol had binnen het bedrijfsonderdeel. Uit de overgelegde telefoongegevens blijkt een aanzienlijk klantencontact en er heeft bemiddeling per e-mail plaatsgevonden. Omdat [appellant] betrokken was bij de totstandkoming van elke overeenkomst was zijn beloning wel degelijk gerelateerd aan de totstandkoming van overeenkomsten. Omdat de door [appellant] ontvangen beloning daarmee valt binnen de eisen van artikel 7:428 BW dient te worden gesproken van provisie en nu daarnaast sprake is van bemiddeling bij de overeenkomsten is sprake van een agentuurovereenkomst.
grief IIIwordt geklaagd over de afwijzing van de vorderingen in eerste aanleg en wordt beoogd het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. In aanvulling op hetgeen hij daartoe reeds heeft aangevoerd heeft [appellant] een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 BW, omdat het eeuwig laten voortduren van het concurrentiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarnaast heeft [appellant] gesteld dat het concurrentiebeding een bezwarend beding is dat inbreuk maakt op het grondrecht van vrije arbeidskeuze (artikel 19 lid 3 GW).
“(…)Na verloop van tijd informeerde [naam 1] hoe [appellant] er in stond m.b.t. de verdere samenwerking. [appellant] gaf aan binnen afzienbare tijd te willen stoppen. [naam 1] en [appellant] zijn toen overeengekomen dat [appellant] € 55.000 meteen zou krijgen voor zijn aandeel in het inventaris en voorts € 110.000 voor een eventuele waarde van de onderneming.”
“(…)[naam 4] en [naam 1]spraken over de koopsom van de inventaris en over een afkoopsom.
Wel staat vast dát [appellant] in artikel 5 van de beëindigingovereenkomst verklaart zich ‘niet meer’ bezig te houden met de aan- en verkoop van pallets en in deze geen contact meer heeft met de afnemers en leveranciers van Next Generation. Ook staat vast dat in enig stadium van de onderhandelingen een door [appellant] genoemde termijn van drie jaar door [naam 1] niet akkoord is bevonden.
Nu de overeenkomst zelf onduidelijk is c.q. leemtes bevat, behoren eventuele onduidelijkheden en/of tegenstrijdigheden op grond van de contra proferentem regel voor rekening van Next Generation te komen. Dat geldt temeer, nu (i) [appellant] ten tijde van het aangaan van beëindigingsovereenkomst geen juridische bijstand had, behoudens de bijstand van zijn boekhouder en (ii) het concurrentiebeding het (grond)recht van [appellant] op vrije arbeidskeuze inperkt. Het hof zal om die reden zelf de redelijke termijn vaststellen op grond van de stellingen van partijen en op basis van alle omstandigheden van dit geval.