In deze zaak vordert de opdrachtnemer, [appellante], schadevergoeding van de opdrachtgever, [geïntimeerden], wegens niet-nakoming van een overeenkomst van opdracht in de tandartspraktijk. De overeenkomst was gesloten voor de waarneming van de tandartspraktijk tijdens het bevallingsverlof van een collega. De opdrachtnemer stelt dat de opdrachtgever tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat heeft geleid tot omzetderving. De kantonrechter heeft in eerste aanleg een deel van de vorderingen toegewezen, maar de opdrachtnemer is in hoger beroep gegaan om de afwijzing van andere vorderingen aan te vechten.
De feiten zijn als volgt: de opdrachtnemer heeft van 26 augustus 2019 tot 1 november 2019 gewerkt, maar er ontstonden conflicten over de invulling van de resterende periode van de overeenkomst. De opdrachtnemer heeft op verschillende data geen toegang tot de praktijk gekregen, wat heeft geleid tot gederfde omzet. De kantonrechter heeft de vorderingen van de opdrachtnemer gedeeltelijk toegewezen, maar de opdrachtnemer is het niet eens met de afwijzing van andere vorderingen en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de grieven van de opdrachtnemer grotendeels gegrond verklaard en het bestreden vonnis vernietigd. Het hof heeft de opdrachtgever veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.044,70, vermeerderd met wettelijke rente, en de overige vorderingen afgewezen. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft de kosten van het geding in hoger beroep voor de opdrachtgever toegewezen, omdat deze als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.