ECLI:NL:GHAMS:2022:279

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
23-001748-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte had op 15 juni 2021 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 9 juni 2021. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep begon op 17 september 2021. Echter, op 21 januari 2022 heeft de gemachtigde raadsman van de verdachte middels een akte aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wilde handhaven. Dit werd bevestigd door een e-mail van 23 januari 2022. Gezien deze intrekking van het hoger beroep, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep, omdat er geen rechtens te respecteren belang meer is dat een nader onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Het hof heeft in zijn beslissing artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering toegepast, wat betreft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. De uitspraak van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 13-070419-21
parketnummer hoger beroep : 23-001748-21
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 25 januari 2022 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2021 in de zaak tegen de verdachte:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het hoger beroep tegen opgemeld vonnis is op 15 juni 2021 namens de verdachte ingesteld. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft op 17 september 2021 een aanvang genomen. Nu de raadsman middels een akte intrekken hoger beroep van 21 januari 2022 en bij e-mail van 23 januari 2022 te kennen heeft gegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wil handhaven, moet zij geacht worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren in te trekken. Daarom zal zij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Gewezen door mr. J.J.I. de Jong, in bijzijn van mr. R.M. ter Horst, griffier.
mr. J.J.I. de Jong