ECLI:NL:GHAMS:2022:2895

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
200.296.245/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een incassoprocedure en de geldigheid van algemene voorwaarden in een geschil tussen een deurwaarder en een zakelijke klant

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door GERECHTSDEURWAARDERSKANTOOR [X 1] B.V. tegen [geïntimeerde], h.o.d.n. [Y]. De zaak betreft een incassoprocedure waarbij de deurwaarder vorderingen heeft ingesteld namens een zakelijke klant. De appellante, [X 1] B.V., was in hoger beroep gekomen van een mondeling vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 28 mei 2021 was gewezen. De kantonrechter had een bedrag van € 608,69 toegewezen aan [geïntimeerde] voor incassokosten, wat de deurwaarder betwistte.

De kern van het geschil draait om de vraag of de algemene voorwaarden van de deurwaarder, waarin staat dat de deurwaarder alle handelingen mag verrichten uit hoofde van de opdracht, inclusief het voeren van een procedure, geldig zijn. Het hof oordeelde dat dit een kernbeding is dat niet in de algemene voorwaarden mag worden opgenomen, waardoor de volmacht die aan de deurwaarder was verleend niet geldig was. De deurwaarder had geen recht om de kosten van de procedure op [geïntimeerde] te verhalen.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en oordeelde dat de grieven van de appellante falen. De kosten van het geding in principaal hoger beroep werden aan de deurwaarder opgelegd, terwijl de kosten in het incidenteel hoger beroep voor rekening van [geïntimeerde] kwamen. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor deurwaarders en incassobureaus om duidelijke en rechtsgeldige volmachten te verkrijgen van hun cliënten, vooral in zakelijke relaties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.296.245/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 8985957/ CV EXPL 21-313
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van18 oktober 2022
inzake
GERECHTSDEURWAARDERSKANTOOR [X 1] B.V.,
mede h.o.d.n. [X 2] en [X 3] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
tevens geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.S. Dallinga te Alkmaar,
tegen
[geïntimeerde] ,
h.o.d.n. [Y] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
tevens appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. C.A.F. Visser te Wormerveer.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 22 juni 2021 in hoger beroep gekomen van een mondeling vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Zaanstad) van 28 mei 2021, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellante] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel met een productie.
[appellante] heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van € 3.057,14 bestaande uit 2.569,26 aan hoofdsom, € 105,95 aan rente,
€ 381,93 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
[geïntimeerde] heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, en het alsnog geheel afwijzen van de vorderingen van [appellante] , met veroordeling van [appellante] in de proceskosten in beide instanties.
[appellante] heeft verweer gevoerd in incidenteel appel.
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1.
[geïntimeerde] heeft omstreeks 2018/2019 Amstelbudget verzocht zijn financiën te regelen omdat hij ziek was.
2.2.
Amstelbudget heeft omstreeks 21 februari 2019 via [X 2] een incasso-opdracht gegeven aan [appellante] , welke opdracht door [appellante] per e-mail aan Amstelbudget is bevestigd op 21 februari 2019, onder verstrekking van een gebruikerscode en wachtwoord. In deze e-mail is het volgende vermeld:
“Allereerst willen wij u bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen terzake de behandeling van uw openstaande facturen. (…)Klik hier om uw incasso opdracht te bevestigen.”
2.3.
[appellante] hanteert algemene voorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden). In artikel 3.1 van de algemene voorwaarden is – samengevat – bepaald dat een aan [X 2] verstrekt opdracht een machtiging behelst tot (onder meer) het starten van een gerechtelijke procedure en het (doen) executeren van een gerechtelijke uitspraak. In artikel 5 van de algemene voorwaarden zijn de tarieven van de dienstverlening vermeld.
2.4.
[appellante] heeft op basis van de door [geïntimeerde] aan haar verleende opdracht twee aanmaningen gestuurd aan een debiteur van [geïntimeerde] , [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) te weten op 21 februari 2019 en op 13 maart 2019. Vervolgens heeft [appellante] op 19 maart 2019 een dagvaarding uitgebracht aan [bedrijf] . Bij vonnis van 24 april 2019 heeft de kantonrechter te Leiden de vordering van [geïntimeerde] op [bedrijf] ten bedrage van € 4.241,68 in hoofdsom bij verstek toegewezen. [appellante] heeft vervolgens uit hoofde van het vonnis beslag gelegd onder de ABN AMRO en de belastingdienst. De executie van dit vonnis heeft niets opgeleverd.
2.5.
[appellante] heeft op 29 april 2019 een tussentijdse declaratie gestuurd aan [geïntimeerde] van € 631,15 en op 2 december 2020 een einddeclaratie van € 1.938,11, welke beiden onbetaald zijn gebleven.
2.6.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis een bedrag van € 608,69 toegewezen, bestaande uit de incassokosten van € 597,95 en twee keer de kosten van recherche handelsregister ad € 5,37, vermeerderd met de wettelijke handelsrente.
2.7.
Tegen deze beslissing komt [appellante] in principaal appel op met een grief, tegen rechtsoverweging 1.3 van het bestreden vonnis, en [geïntimeerde] in incidenteel appel met een grief tegen rechtsoverweging 1.4 van het bestreden vonnis.
De grief in principaal appel
2.8.
Met grief 1 in principaal appel komt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat bij de opdracht tot incassowerkzaamheden niet hoort het voeren van een gerechtelijke procedure met alle kosten daarvan. [appellante] heeft daartoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat [geïntimeerde] haar een vormvrije volmacht heeft verstrekt om een geldvordering te incasseren en [appellante] heeft in het kader van die volmacht aangegeven welke handelingen sowieso gekwalificeerd kunnen worden als noodzakelijk en/of nuttig. Volgens de algemene voorwaarden komen die handelingen voor rekening en risico van [geïntimeerde] .
2.9.
Het hof stelt voorop dat de onderhavige overeenkomst niet valt onder onder Richtlijn 91/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, omdat [geïntimeerde] handelde in de uitoefening van zijn bedrijf. In de onder 2.2 genoemde bevestigingse-mail is geen omschrijving opgenomen van de door [appellante] ten behoeve van [geïntimeerde] te verrichten werkzaamheden, anders dan dat ‘de openstaande facturen zullen worden behandeld’. In de algemene voorwaarden is in artikel 3.1 weliswaar vermeld dat een aan Incassowijzer gegeven opdracht tot het incasseren van een vordering Incassowijzer machtigt om in naam van de opdrachtgever alle benodigde handelingen te verrichten die naar het oordeel van Incassowijzer noodzakelijk en/of nuttig zijn, waaronder het (doen) starten van een gerechtelijke procedure en het (doen) treffen van executiemaatregelen, maar het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter dat dit artikel een kernbeding vormt in de zin van artikel 6:231 lid 1 sub a BW dat niet opgenomen mag zijn in de algemene voorwaarden en daarvan (dus) geen onderdeel uitmaakt. De grief in principaal appel slaagt niet.
2.10.
Voor zover het betoog van [appellante] inhoudt dat hem – los van de algemene voorwaarden – een volmacht is verleend overweegt het hof als volgt. Het hof begrijpt de stellingen van partijen aldus, dat [geïntimeerde] stelt dat bij het verlenen van de opdracht aan [appellante] zijn wil er niet op gericht is geweest een ‘blanco volmacht’ te geven voor het voeren van een gerechtelijke procedure en het treffen van executiemaatregelen, terwijl [appellante] stelt dat zij ervan uit mocht gaan op basis van de aan haar verleende opdracht, dat dat wel het geval was. Het hof overweegt, met buiten toepassing laten van artikel 3.1 van de algemene voorwaarden, dat [appellante] er niet op mocht vertrouwen, mede gelet op de omvang van de ten behoeve van [geïntimeerde] te incasseren vordering en de kosten die gemoeid zouden zijn met het voeren van een procedure en het treffen van executiemaatregelen, dat [geïntimeerde] (ook) daartoe een volmacht had verleend. De vordering van [appellante] voor zover hierop betrekking hebbend, ontbeert dan ook een deugdelijke grondslag.
De grief in incidenteel appel
2.11.
[geïntimeerde] komt met deze grief op tegen de beslissing van de kantonrechter waarbij de kosten van het incassotraject zijn toegewezen. De grief faalt op grond van het navolgende.
2.12.
Het meest verstrekkende verweer van [geïntimeerde] is dat [naam] (hierna: [naam] ) van Amstelbudget niet bevoegd was om namens hem een incasso opdracht te geven aan [appellante] . Dit verweer faalt, nu [geïntimeerde] ter zitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij Amstelbudget heeft verzocht om zijn financiën te regelen. In een dergelijke ruim omschreven volmacht ligt besloten het ter incasso uit handen geven van vorderingen. Voorts heeft [geïntimeerde] ter zitting in eerste aanleg verklaard:
“ [naam] heeft incasso via [X 2] geregeld. We hebben er nooit iets van gehoord.Vervolgens(onderstreping Hof)
heb ik via een incassobedrijf in [plaats] onderzoek laten doen naar de debiteur. (…)”Waar [geïntimeerde] nu in incidenteel appel stelt dat hij niet op de hoogte was van de contacten tussen [naam] en [appellante] , en dat hij gelijktijdig een andere deurwaarder heeft benaderd, strookt dit niet met zijn mededelingen ter zitting in eerste aanleg. Daarbij komt dat de facturen door [appellante] niet aan Amstelbudget maar aan [geïntimeerde] zelf toegestuurd, waarop [geïntimeerde] niet heeft gereageerd met een mededeling dat de opdracht aan [appellante] onbevoegd zou zijn gegeven.
2.13.
[geïntimeerde] heeft vervolgens in incidenteel appel aangevoerd dat hij (althans [naam] ) op basis van de op de website van Incassowijzer vermelde informatie mocht aannemen dat voor de incassofase ‘no cure no pay’ gold, en voor de proces- en executiefase ‘no cure less pay’. Voorts heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat op de website onder het kopje ‘kosten debiteurenbeheer’ bedragen van € 2,75 en € 12,75 zijn vermeld voor respectievelijk het sturen van een brief en het opnemen van telefonisch contact.
2.14.
Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde] heeft de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden erkend. In deze algemene voorwaarden zijn in paragraaf 5 de tarieven van de dienstverlening vermeld, waarbij ten aanzien van de verschuldigde incassokosten is vermeld dat deze 15 % van het geïncasseerde bedrag zijn met een minimum gelijk aan het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten als genoemd in artikel 6:96 BW. Het betoog van [geïntimeerde] dat een door [appellante] op haar website gegeven “kostengarantie” en/of de op de website vermelde tarieven van dienstverlening, dienen te prevaleren boven hetgeen in de – geaccepteerde en van toepassing zijnde – algemene voorwaarden is vermeld, faalt omdat [appellante] gemotiveerd heeft betwist dat de door [geïntimeerde] overgelegde schermafbeeldingen dateren van het moment waarop [geïntimeerde] de incasso-opdracht heeft gegeven.
2.15.
Ook het door [geïntimeerde] gedane beroep op dwaling bij de totstandkoming van de overeenkomst met [appellante] faalt. Indien en voor zover aan de zijde van [geïntimeerde] als gevolg van het feit dat de informatie op de website afweek van hetgeen in de algemene voorwaarden was vermeld, had het op zijn weg gelegen hierover opheldering te vragen bij [appellante] , hetgeen hij niet heeft gedaan. Aldus blijft een eventuele dwaling voor rekening van [geïntimeerde] .
Conclusie
2.16.
De grieven falen en de bestreden beslissing zal worden bekrachtigd. [appellante] zal worden veroordeeld in de proceskosten van het principaal appel en [geïntimeerde] in de proceskosten in incidenteel appel.

3.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 338,-- aan verschotten en € 787,-- voor salaris;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellante] begroot op € 393,50 voor salaris.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, I.A. Haanappel-van der Burg en J.W. Rutgers en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022.