ECLI:NL:GHAMS:2022:2994

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
23-000726-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal in vereniging met gedeeltelijke toewijzing van vorderingen tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1966, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en heeft opnieuw hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 15 februari 2021. Het hof heeft de bekennende verklaring van de verdachte in hoger beroep in aanmerking genomen en heeft het vonnis van de politierechter gedeeltelijk vernietigd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, maar het hof heeft de straf aangepast naar één week gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar bekennende verklaring. Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen beoordeeld. De vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand is gedeeltelijk toegewezen voor twee weken, terwijl de vordering voor een andere voorwaardelijke straf volledig is toegewezen. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000726-22
datum uitspraak: 14 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 februari 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 09-302662-20, 09-140771-19 (TUL) en 09-221317-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1966,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd en met dien verstande dat de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep de in eerste aanleg voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte vervangt.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De raadsman heeft het hof in het kader van de strafoplegging verzocht rekening te houden met de
persoonlijke omstandigheden van de verdachte en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft daartoe onder andere aangevoerd dat de verdachte zich, blijkens voortgangsverslag van Fivoor van 12 februari 2021 coöperatief heeft opgesteld en vooruitgang heeft getoond op het gebied van haar financiën en psychische gesteldheid. Ten slotte heeft de raadsman overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities betoogd dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, nu de stukken niet binnen 8 maanden naar het hof zijn gestuurd. Deze overschrijding zou moeten worden verdisconteerd in de strafoplegging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met haar dochter en nota bene in aanwezigheid van (klein)kinderen schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat veel schade en overlast veroorzaakt bij betrokkenen en waardoor uiteindelijk andere klanten meer voor hun producten moeten betalen. De verdachte heeft door aldus te handelen er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 15 september 2022, waaruit blijkt dat zij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van winkeldiefstal. In dit verband weegt in het nadeel van de verdachte dat de toen opgelegde straffen en de twee afzonderlijke proeftijden waarin zij ten tijde van het ten laste gelegde delict liep, haar er kennelijk niet van hebben weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een dergelijk misdrijf. Een voorwaardelijke straf of geldboete, zoals door de raadsman verzocht, acht het hof gelet op de eerdere veroordelingen wegens diefstal een gepasseerd station.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals toegelicht ter zitting en de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep een bekennende verklaring heeft afgelegd en in die zin verantwoordelijkheid neemt voor haar gedrag wel aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de politierechter in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Van schending van de redelijke termijn bij de inzending van de stukken is naar het oordeel van het hof geen sprake. In de onderhavige strafzaak is op 15 februari 2021 namens de verdachte hoger beroep ingesteld, terwijl de stukken van het geding op 5 oktober 2021 – dus binnen acht maanden na het instellen van hoger beroep – ter griffie van het hof zijn binnengekomen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van een week passend en geboden. Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf heeft het hof ook rekening gehouden met de hierna te bespreken beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09-1040771-19

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 20 september 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof ziet aanleiding om de tenuitvoerlegging gedeeltelijk te gelasten. Voor het geloofwaardig functioneren van het wettelijk systeem is het van belang dat overtreding van de voorwaarden niet vrijblijvend is. Het hof zal de vordering toewijzen voor de duur van twee weken en voor het overige afwijzen.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09-221317-18

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 17 januari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof acht geen termen aanwezig om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Daarom zal de tenuitvoerlegging van de volledige voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 20 september 2019, parketnummer 09-140771-19, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken. Voor het overige wordt de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 17 januari 2019, parketnummer 09-221317-18, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. V.M.A. Sinnige en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson en mr. D. Damman, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 oktober 2022.