ECLI:NL:GHAMS:2022:2997
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na niet handhaven van het hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 september 2020. De verdachte, geboren in 1984 zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 10 oktober 2022 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Er is geen schriftelijke indiening van grieven gedaan en er is ook geen ander rechtens te respecteren belang aangetoond dat zou pleiten voor nader onderzoek van de zaak.
Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. Dit betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen, omdat de verdachte geen actieve rol heeft gespeeld in het hoger beroep. Het hof heeft de beslissing genomen in een meervoudige strafkamer, waarbij de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechters R.A.E. van Noort en V.M.A. Sinnige waren niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.