ECLI:NL:GHAMS:2022:3007

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
23-001129-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van MDMA en cannabis met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1991, heeft op oudejaarsdag 2018 te Alkmaar met zijn auto gereden onder invloed van MDMA en cannabis. Hij negeerde een rood verkeerslicht en kwam in aanrijding met een andere auto, waarbij de bestuurder van die auto, genaamd [slachtoffer01], zwaar lichamelijk letsel opliep. Het hof oordeelt dat het rijgedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt, en dat zijn schuld aan het ongeval vaststaat, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van drie jaar. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte had eerder al strafbeschikkingen en veroordelingen voor vergelijkbare feiten, wat de ernst van zijn gedrag onderstreept. Het hof hield rekening met de impact van het ongeval op het slachtoffer, die nog steeds met de gevolgen van het letsel kampt. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling voor zijn middelengebruik.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001129-21
datum uitspraak: 24 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-046705-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1991,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Seat), daarmede rijdende over de weg, (de Huiswaarderweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na voorafgaand gebruik van een of meer verdovende middelen- zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een onverantwoord hoge snelheid het voor hem bestemde reeds geruime tijd rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en in botsing of aanrijding te komen met een voor hem van rechts bij groen licht het kruisingsvlak oprijdende personenauto (merk Volkswagen Polo), ten gevolge van welk handelen van hem verdachte, de bestuurder van een achter die Polo rijdende bedrijfsauto (merk Volkswagen Caddy) een tweede botsing of aanrijding met die Polo niet heeft kunnen voorkomen, waardoor aan de bestuurder van die Polo (genaamd [slachtoffer01] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Alkmaar als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Seat), daarmee rijdende op de weg, de Huiswaarderweg, het voor hem bestemde reeds geruime tijd rood licht uitstralende verkeerslicht heeft genegeerd en in botsing of aanrijding is gekomen met een voor hem van rechts bij groen licht het kruisingsvlak oprijdende personenauto (merk Volkswagen Polo), ten gevolge van welk handelen van hem verdachte, de bestuurder van een achter die Polo rijdende bedrijfsauto (merk Volkswagen Caddy) eveneens in botsing of aanrijding is gekomen met die Volkswagen Polo, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Alkmaar een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten MDMA en/of THC, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 52 microgram per liter bloed MDMA en/of 2,5 microgram per liter bloed THC bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde; 2 Subsidiair indien vorenstaande niet tot een bewezenverklaring of een veroordeling kon of mocht leiden: dat hij op of omstreeks 31 december 2018 te Alkmaar als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk Seat), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten , waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Subsidiair indien vorenstaande niet tot een bewezenverklaring of een veroordeling kon of mocht leiden:
dat hij op of omstreeks 31 december 2018 te Alkmaar als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk Seat), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten , waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verzending van het bij de verdachte afgenomen bloed heeft plaatsgevonden met inachtneming van de strikte waarborgen die de Hoge Raad hiervoor hanteert, zodat zij vrijspraak vordert voor het onder 2 (impliciet primair) ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep staat het volgende vast. Op 31 december 2018 is er bij de verdachte bloed afgenomen. Dit bloed is op 10 januari 2019 door het laboratorium ontvangen. Uit de resultaten van het bloedonderzoek van 12 februari 2019 is gebleken dat bij de verdachte een combinatie van verdovende middelen is vastgesteld, waarbij de grenswaarde bij combinatiegebruik werd overstegen voor MDMA en THC/cannabis. Nu de inzending niet ‘zo spoedig mogelijk’ is geschied, zal het hof de hoogtes van deze waarden buiten beschouwing laten.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 31 december 2018 onder invloed verkeerde van THC/cannabis en MDMA, mede op basis van zijn verklaring dat hij de avond voor het ongeval joints had gerookt en XTC had geslikt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt. Het risico dat zijn gedrag voor andere verkeersdeelnemers met zich bracht, heeft zich in dit geval helaas gerealiseerd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primair
hij op 31 december 2018 te Alkmaar als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Seat), daarmede rijdende over de Huiswaarderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na gebruik van verdovende middelen- zeer onvoorzichtig en onoplettend, met een onverantwoord hoge snelheid het voor hem bestemde reeds geruime tijd rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en in botsing of aanrijding te komen met een voor hem van rechts bij groen licht het kruisingsvlak oprijdende personenauto (merk Volkswagen Polo), waardoor aan de bestuurder van die Polo (genaamd [slachtoffer01] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.subsidiair
dat hij op 31 december 2018 te Alkmaar als bestuurder van een voertuig, (personenauto merk Seat), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten MDMA en THC, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Hetgeen onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, onder oplegging van bijzondere voorwaarden met aftrek van voorarrest en een ontzegging de van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
De raadsvrouw heeft in het kader van de strafmaat gewezen op de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop en heeft verzocht om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft, gelijk de rechtbank, in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op oudejaarsdag 2018 ernstig misdragen in het verkeer. De verdachte is, terwijl hij de nacht ervoor gefeest had en maar een paar uur had geslapen, ’s ochtends in een auto gaan rijden terwijl hij nog onder invloed was van MDMA en cannabis. Op de ring van Alkmaar heeft hij met een te hoge snelheid gereden en is hij door een rood stoplicht gereden. Hierdoor is hij in volle vaart in aanrijding gekomen met een medeweggebruiker die net groen licht had gekregen en de splitsing opreed.
De verdachte heeft zelf niets aan het ongeval overgehouden. Hoe anders is dat voor het slachtoffer. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer blijkt op indringende wijze hoezeer zij ten tijde van de zitting in eerste aanleg, ruim twee jaar na het ongeluk, nog dagelijks met de ingrijpende gevolgen ervan werd geconfronteerd. Zij ondervond ernstige beperkingen in haar dagelijkse bezigheden en sportbeoefening was vrijwel onmogelijk geworden. Haar leven is door toedoen van de verdachte van het ene op het andere moment totaal op zijn kop gezet. Het slachtoffer heeft via de advocaat-generaal laten weten dat zij de confrontatie met de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet aan kon, zodat zij daar niet is verschenen.
De verdachte heeft hiermee de lichamelijk gezondheid en integriteit van het slachtoffer in ernstige mate geschonden en heeft haar daarmee ernstig leed en groot ongemak aangedaan. Daarnaast heeft de verdachte door te handelen als bewezen is verklaard de verkeersveiligheid in aanzienlijke mate in gevaar gebracht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 september 2022, waaruit blijkt dat aan de verdachte op 3 april 2017 een strafbeschikking is opgelegd wegens overtreding van artikel 8 WVW 1994 (rijden onder invloed) en dat hij op 17 oktober 2019 door de politierechter is veroordeeld voor hetzelfde feit, gepleegd op 2 juli 2018. De verdachte was dus wat betreft middelengebruik in het verkeer een gewaarschuwd man, maar hij heeft van deze waarschuwing kennelijk, ook na het ongeval, niet geleerd.
Het hof heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies, gedateerd 31 maart 2021, van [naam01] van GGZ Reclassering Fivoor. Uit dit advies komt onder meer naar voren dat de reclassering een direct verband ziet tussen de verdenking en het gebruik van MDMA en cannabis. Daarnaast geeft de verdachte aan moeite te hebben met het reguleren van zijn emoties, wat mogelijk van invloed is op het alcohol- en drugsgebruik. Er is in het afgelopen jaar (voorafgaand aan het opmaken van het reclasseringsadvies) een toename te zien van justitiecontacten onder invloed van middelen. Vermoed wordt dat het verbreken van zijn relatie en het hierop volgend ontbreken van stabiele huisvesting en inkomen en daarnaast het hebben van een negatief sociaal netwerk, van invloed zijn op de justitiële contacten. Het risico op recidive en op letselschade wordt ingeschat als hoog. Positief te noemen is dat de verdachte een positief netwerk heeft waar hij op terug kan vallen als hij dat wil en dat hij openstaat voor hulpverlening.
De reclassering ziet mogelijkheden om de verdachte binnen een toezicht ondersteuning te bieden en handvatten aan te reiken om goede keuzes te maken en zo een stabiele leefsituatie te creëren. Daartoe adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid van kortdurende klinische opname) en middelencontrole.
Gelet op de ernstige mate van schuld aan het verkeersongeval als gevolg waarvan aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, waardoor het leven van het slachtoffer naar eigen zeggen is verwoest, acht het hof een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Oplegging van een taakstraf, gecombineerd met slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de verdediging heeft verzocht, doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van de feit.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Het hof zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Het hof is daarbij van oordeel dat het vanuit het oogpunt van terugdringen van recidivegevaar van belang is dat de verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. De mogelijkheid tot kortdurende klinische opname zal daarbij niet worden opgelegd, nu deze beslissing is voorbehouden aan de rechter en niet in handen van de zorginstelling of de reclassering kan worden gelegd. De voorwaarden zullen daarom aan het voorwaardelijk strafdeel worden verbonden.
Het hof is daarnaast van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd (telefonisch) bij GGZ Reclassering Fivoor te [plaats01] en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, op een door de reclassering te bepalen locatie, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelen gebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 subsidiair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. R.A.E. van Noort en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2022.
Mr. R.A.E. van Noort en mr. V.M.A. Sinnige zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.