In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij een verkeersongeval op 16 juli 2018 te Haarlem, waarbij hij als bestuurder van een Opel Corsa linksaf sloeg bij een kruising met gelijkgeschakelde verkeerslichten, terwijl hij onder invloed was van verdovende middelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot een aanrijding met een motorfiets, bestuurd door het slachtoffer, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte had eerder gebruik gemaakt van THC en cocaïne, wat zijn rijvaardigheid negatief beïnvloedde. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het proces-verbaal van de terechtzitting niet correct was ondertekend, en heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de taakstraf met 20 uren. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de schuld van de verdachte aan het ongeval werd vastgesteld.