Op 17 oktober 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 juli 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die werd aangeklaagd voor verschillende verkeersdelicten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter gedeeltelijk vernietigd, specifiek ten aanzien van de strafoplegging. De verdachte, geboren in 1994, was in eerste aanleg veroordeeld tot een bepaalde straf, maar het hof heeft deze straf herzien.
In de uitspraak heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, een geldboete van € 500,00 en tien dagen hechtenis, waarbij de hechtenis kan worden vervangen door een geldboete bij gebreke van betaling. Daarnaast is de verdachte voor de duur van zes maanden ontzegd om motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn gedaan.
De relevante wettelijke voorschriften die in deze zaak zijn toegepast, zijn onder andere de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, E.C. van Eijck van Heslinga, en is openbaar gemaakt op 1 november 2022.