ECLI:NL:GHAMS:2022:3256

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
23-000015-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal en diefstal van loktassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 december 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1999 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor twee diefstallen: de diefstal van twee loktassen die toebehoorden aan de Politie Eenheid Amsterdam en de diefstal van meerdere blikjes drank van een winkel. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een geldboete van € 450,- of negen dagen hechtenis. Tijdens de zitting op 3 november 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding niet specifiek genoeg was en dat het Tallon-criterium was geschonden, omdat de verdachte niet opzettelijk de tassen had willen stelen, maar dat zijn opzet was gecreëerd door de inzet van lokmiddelen door de politie. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen sprake was van een schending van het Tallon-criterium. Het hof achtte de diefstal van de loktassen en de blikjes overtuigend bewezen, ondanks de twijfels over het bewijs van de tweede diefstal. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, wat hoger was dan de eis van de officier van justitie, omdat het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging nam. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000015-21
datum uitspraak: 17 november 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-295401-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1999,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 november 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw
naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 19 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee (2), in elk geval één (lok)tas(sen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de Politie Eenheid Amsterdam, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op of omstreeks 19 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een of meerdere blikje(s) drank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan
ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van de door de raadsvrouw gevoerde verweren

Geldigheid dagvaarding
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat de dagvaarding onvoldoende specifiek is omdat de processen-verbaal in het politiedossier wat betreft de weggenomen goederen onderling tegenstrijdig zijn én in strijd zijn met het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant01] en de door aangever afgelegde verklaring bij de raadsheer-commissaris. De dagvaarding dient daarom ten aanzien van feit 2 partieel nietig te worden verklaard.
Het hof verwerpt dit verweer. Blijkens de reactie van de verdachte op de beschuldigingen van de winkeldiefstal, hij heeft verklaard dat hij de twee blikjes gekocht heeft met zijn bankkaart, en de door de verdediging gevoerde verweren, was het voor de verdachte duidelijk waarvan hij werd verdacht en waartegen hij zich diende te verdedigen. Ook overigens voldoet de dagvaarding aan de daarin in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen, zodat deze geldig is.
Ontvankelijkheid
De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het Tallon-criterium is geschonden omdat de verdachte er niet op uit was om (zoiets waardevols als) tassen te stelen. Zijn opzet op deze diefstal is gecreëerd door de inzet van de lokmiddelen door de politie. De actie was speciaal gericht op de verdachte. Dat is in strijd met de richtlijnen. Bovendien kwam de gecreëerde situatie niet overeen met een normaal straatbeeld en stond de in burger geklede politieagent op een grotere afstand van de loktassen dan één meter. Ook ontbrak een ondertekend bevel van de officier van justitie voor de inzet van de lokmiddelen. Het gevolg hiervan is dat de verdachte geen eerlijk proces meer kan hebben en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van feit 1.
Het hof gaat op basis van de dossierstukken uit van de volgende gang van zaken. Politieambtenaren van het Prioteam van het Team Openbaar Vervoer bevonden zich op 19 november 2020 op de Dam in Amsterdam. Daar werden zij via de portofoon geattendeerd op een groep van vier mannen, waarvan werd vermoed dat zij zich met zakkenrollen bezig hielden. Een van de politieambtenaren volgde de mannen van de Dam naar het Rokin. Gezien werd dat de mannen stopten bij de [winkel01] , dat twee van hen, onder wie de verdachte, daar naar binnen gingen, dat de verdachte twee blikjes drinken pakte en in zijn jaszak wegmoffelde en dat de andere man onder andere een bakje nootjes in zijn jaszak deed, waarna de mannen zonder te betalen naar buiten liepen. Daarna werd gezien dat de vier mannen weer bij elkaar kwamen, op een bankje bij het water gingen zitten en het gestolen eten en drinken onderling deelden.
Vervolgens is op basis van een door de officier van justitie verleend en ondertekend bevel tot inzet van een lokmiddel op het Rokin een fiets geplaatst met op de bagagedrager een lokschoudertas en daarnaast op de grond een lokrugtas. Een politieambtenaar is vervolgens op (ongeveer) een meter afstand van ‘zijn’ fiets gaan staan, zo blijkt ook uit de zich in het dossier bevindende foto van de situatie, en keek vanuit de deuropening van een opticien naar brillen in de winkel. Gezien werd onder meer dat de verdachte een van de andere mannen op de loktassen wees, dat deze man de tassen pakte en de rugtas direct aan de verdachte overgaf, waarna ze wegliepen. Vervolgens zijn deze man en de verdachte aangehouden.
Gelet op deze gang van zaken is naar het oordeel van het hof geen sprake van een schending van het zogenaamde Tallon-criterium. Verdachte is door de inzet van het lokmiddel niet gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Verdachte had immers kort voor de diefstal van de loktassen al een (winkel)diefstal gepleegd. Verder blijkt uit voormelde weergave dat de inzet van de loktassen ook overigens niet op een onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. Er was sprake van een natuurlijk straatbeeld, verbalisant stond op (ongeveer) een meter afstand van de loktassen en de inzet van het lokmiddel heeft plaatsgevonden op basis van een door de officier van justitie getekend bevel.
Bewijs
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde omdat het bewijs van deze diefstal onvoldoende overtuigend is.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het proces-verbaal van aangifte van 20 november 2020 vragen oproept, welke tijdens het onderzoek niet genoegzaam zijn beantwoord. Het hof zal dat proces-verbaal daarom niet voor het bewijs gebruiken. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het hof baseert dit oordeel onder meer op het proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaren [verbalisant02] , [verbalisant03] en [verbalisant01] . Niet aannemelijk is geworden dat [verbalisant01] de diefstal niet heeft kunnen zien vanuit zijn positie voor de winkel, zoals door de raadsvrouw is betoogd. Zijn bevindingen worden bovendien bevestigd door de waarnemingen van de aangever. Bij zijn verhoor door de raadsheer-commissaris heeft de aangever verklaard hoe de diefstal op 19 november 2020 precies is verlopen en dat hij destijds de camerabeelden heeft uitgekeken die zijn waarnemingen en vermoedens bevestigden. Het hof acht daarom ook het onder 2 ten laste gelegde bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 19 november 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, twee loktassen, die toebehoorden aan de Politie Eenheid Amsterdam, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op 19 november 2020 te Amsterdam meerdere blikjes drank, die toebehoorden aan [winkel01] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 bewezen-verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 450,-, subsidiair negen dagen hechtenis, met aftrek van € 50,- per dag in voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en een diefstal van twee loktassen. Voor beide feiten geldt dat deze naast financiële schade ook overlast met zich meebrengen. Hoewel het in dit geval bij een van de feiten toevalligerwijs om twee zogeheten loktassen ging, levert de diefstal van een rugzak en een schoudertas, waarin zich niet zelden waardevolle goederen zoals betaalmiddelen, sleutels of een telefoon bevinden, in de regel groot ongemak voor de gedupeerde eigenaar op. Het plegen van dergelijke delicten tast ook het gevoel van veiligheid bij bezoekers van het centrum van Amsterdam aan. Op dit soort diefstallen, waarvan toeristen vaak het slachtoffer zijn, dienen daarom straffen van serieus te nemen omvang te volgen,
in casuacht het hof daarom een vrijheidsbenemende straf aangewezen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 oktober 2022 was hij ten tijde van deze feiten niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie weken passend en geboden. Het hof gaat daarmee boven de eis van de officier van justitie uit omdat deze naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en evenmin in lijn is met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. W.S. Ludwig en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2022.
Mr. Kuiper is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]