ECLI:NL:GHAMS:2022:3741

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
23-000353-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte voor het besturen van een auto met aanhanger zonder het juiste rijbewijs, wegens onvoldoende bewijs van het soort aanhanger

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor het rijden met een aanhanger zonder het juiste rijbewijs. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling en stelde dat hij ten onrechte was veroordeeld. Tijdens de terechtzitting verklaarde de verdachte dat hij op 20 januari 2021 in Alkmaar met een aanhanger had gereden, maar hij was niet zeker of hij daarvoor de juiste rijbewijs had. Hij voerde aan dat de politie niet gerechtigd was om hem te bekeuren omdat de agenten zich niet hadden geïdentificeerd.

De advocaat-generaal vorderde een geldboete van 370 euro, te vervangen door 7 dagen hechtenis, en stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was. De raadsheer legde uit dat het hof zich enkel kon baseren op het dossier dat voorlag, waarin niet voldoende bewijs was dat de verdachte met de aanhanger had gereden waarvoor een rijbewijs BE vereist was. De verdachte voerde aan dat hij niet had kunnen worden bekeurd omdat de agenten zich niet hadden geïdentificeerd, wat volgens hem de rechtmatigheid van de bekeuring in twijfel trok.

Na het sluiten van het onderzoek heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet kon worden veroordeeld, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat hij had gereden met een combinatie waarvoor rijbewijs BE vereist was. Het hof sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en vernietigde het eerdere vonnis.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 17 november 2022
parketnummer 23-000353-22
datum vonnis eerste aanleg 15 februari 2022
parketnummer 96-185633-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op
3 november 2022.
Tegenwoordig:
mr. S.M.M. Bordenga raadsheer,
en R.S. Toornvliet griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. S. Helder, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:
[verdachte01]
geboren [geboortedatum01] 1965 te [geboorteplaats01]
adres: [adres01] .
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat hij ten onrechte is veroordeeld.
De raadsheer geeft een samenvatting van de inhoud van de stukken van de zaak.
De verdachte verklaart:
Het klopt dat ik op 20 januari 2021 in Alkmaar met een aanhanger reed. Ik weet niet of ik daar mee mocht rijden. Ik weet niet of ik een rijbewijs BE heb. Zegt u het maar. De reden dat ik hoger beroep heb ingesteld is dat ik voor die dag inmiddels driemaal vervolgd ben. Niet alleen moet ik vandaag voorkomen, maar ik heb ook een straf gekregen voor wederspannigheid en de mishandeling van een politieagent en voor het niet tonen van een identiteitsbewijs op eerste vordering. Dit terwijl ik juist de agenten heb gevraagd om zichzelf te legitimeren. In de zaak van de wederspannigheid heeft mijn raadsman hier al uitgebreid op gepleit, maar de officier van justitie zei doodleuk dat dit helemaal niets uitmaakte.
Ik stel mij op het standpunt dat de politie niet gerechtigd is om een boete te geven als hij zich niet heeft gelegitimeerd. Zonder legitimatie is het immers geen agent in functie en heeft hij het recht niet om iemand te bekeuren. De agent is typisch een man die vindt dat dingen moeten gaan zoals hij vindt dat het moet gaan.
De raadsheer zegt:
Dus als ik het goed begrijp en uw standpunt samenvat: u bent staande gehouden door twee mensen die zich niet als politieagent hebben gelegitimeerd en daarom mochten zij u geen proces-verbaal aanzeggen?
De verdachte verklaart:
Ik ben helemaal kapot geslagen door die twee agenten. Ze zeiden “je bent aangehouden” en zij hebben daarna mijn ogen eruit geslagen en mijn ribben eruit getrapt. Ik vroeg hen om hun identiteitsbewijs. De aanleiding voor mijn aanhouding was dat ik mijn identiteitsbewijs niet op eerste vordering wilde tonen.
De advocaat-generaal deelt mede:
Ik zie in de systemen dat de zaak van het niet tonen van het identiteitsbewijs geseponeerd is.
De verdachte verklaart:
Ja dat klopt. De politie heeft dit snel geseponeerd door het weg te moffelen. Ook van de rest van de feiten, waarvoor ik al veroordeeld ben, is niet terug te vinden in dit dossier.
De advocaat-generaal deelt mede:
Een sepotbeslissing wordt niet door de politie genomen maar door het openbaar ministerie.
De raadsheer deelt mede:
In het dossier wat thans voorligt, zit uitsluitend het rijden met een aanhanger zonder dat u daarvoor de juiste categorie rijbewijs had. De rest is opgeknipt en in diverse processen-verbaal opgenomen. Die zitten dus niet bij deze zaak.
De verdachte verklaart:
Het is heel ‘sneaky’ zoals het is gegaan. De agenten waren niet gerechtigd om mij te bekeuren. Ik heb negen uur lang gewond in een hele koude cel gelegen. Ik had heel veel pijn en de politie hielp mij niet. Ineens kreeg ik een brief onder ogen en mocht ik naar huis.
Als de advocaat-generaal mij nou eens kan uitleggen waarom ineens de zaak van het niet tonen van mijn identiteitsbewijs geseponeerd is.
De raadsheer legt nogmaals uit dat het vandaag uitsluitend gaat over het rijden met de aanhanger.
Aangaande de persoonlijke omstandigheden verklaart de verdachte:
Ik heb in het verleden winkels gehad en handel gedreven. Nu bestaat mijn dagbesteding uit tuinieren.
De advocaat-generaal voert het woord, leest vordering voor en legt die aan het hof over. Zij voert bij deze gelegenheid aan:
De verdachte bekent vandaag gereden te hebben met de aanhanger. Uit de RDW-bevraging blijkt dat hij niet beschikt over de juiste categorie rijbewijs. Ik acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Ik begrijp van de verdachte vandaag dat er nog heel veel meer is gebeurd, maar dat valt buiten deze strafzaak. Ik vorder een geldboete van 370 euro, te vervangen door 7 dagen hechtenis.
De verdachte verklaart:
U gaat voorbij aan de waarheid. Er gelden regels in Nederland en ook de politie moet zich daaraan houden. De politie moet hun identiteitsbewijs tonen. Als zij dit niet tonen, mogen zij geen vordering doen.
De advocaat-generaal reageert:
Het is de politie wel degelijk toegestaan om op een later moment zichzelf te identificeren als dit redelijkerwijs op dat moment niet kan. H+et feit dat de politie dit niet direct heeft gedaan, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat zij onbevoegd zijn om een verbaal aan te zeggen.
De verdachte vraagt aan de raadsheer of hij een brief mag laten zien.
De raadsheer krijgt de brief en hij deelt mede:
Ik heb twee papieren gekregen. Op het ene papier staat een artikel afgedrukt van het Nieuwsblad Noordoost Friesland van 4 februari 2011 met de titel: “Man vraag terecht om id-bewijs politie’. Op het andere papier staat een bericht van het advocatenkantoor Anker en Anker met als titel: ‘Politie wil legitimatie niet tonen: vrijspraak’. Daarbij is gevoegd een e-mailbericht waaruit volgt dat in het bericht staat dat het openbaar ministerie hoger beroep heeft ingesteld, maar dat dit hoger beroep is ingetrokken.
De raadsheer geeft de stukken terug aan de verdachte.
De advocaat-generaal reageert:
Het doet voor dit feit niet ter zake dat de politie zich niet gelegitimeerd heeft, omdat zij – ook bij niet identificeren – niet onbevoegd handelen. Dit kan anders zijn bij feiten zoals wederspannigheid. Het feit kan mijns inziens bewezenverklaard worden.
De verdachte voert het laatste woord als volgt:
Nu wordt gezegd dat het bij wederspannigheid wel moet, terwijl ik daarvoor al veroordeeld ben. Wat is het dan?! Er klopt helemaal niets van. Het moeten legitimeren als een agent moet altijd, want anders is het gewoonweg geen agent en heeft hij geen bevoegdheden.
De raadsheer deelt mede dat hij het onderzoek sluit en over 14 dagen, dus op 17 november 2022, om 13:30 uur uitspraak zal doen.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

1.Voorvragen

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 20 januari 2021 te Alkmaar als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto met aanhangwagen) heeft gereden op de weg, de Noorderkade, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

4.Vrijspraak

De verdachte heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de verbalisant niet gerechtigd was om een verbaal aan te zeggen, omdat hij zichzelf niet geïdentificeerd had.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van 370 euro, te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Het hof zal de verdachte van het tenlastegelegde vrijspreken. Het proces-verbaal van overtreding houdt in de mededeling van de verbalisant dat hij de verdachte heeft zien rijden met een bedrijfsauto. Weliswaar wordt opgemerkt dat de aanhanger een toegestane maximum massa 2000 kilo bedraagt, waarvoor rijbewijs BE nodig is, maar niet is geverbaliseerd dat de verdachte daadwerkelijk met die aanhanger heeft gereden. Om die reden kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte heeft gereden met een combinatie waarvoor rijbewijs BE vereist was en zal het hof de verdachte vrijspreken.
Gelet bovenstaande vrijspraak, komt het hof niet toe aan het door de verdachte gevoerde verweer.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 5 februari 2021 onder CJIB nummer [nummer01] .
Gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, in bijzijn van R.S. Toornvliet, griffier.
mr. S.M.M. Bordenga