In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, gewezen op 2 juli 2021. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Dit betekent dat de verdachte niet direct de gevangenis in hoeft, maar dat hij zich gedurende de proeftijd aan bepaalde voorwaarden moet houden. Indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit, kan de rechter besluiten dat het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf alsnog ten uitvoer wordt gelegd. Het hof heeft het vonnis voor het overige bevestigd, wat inhoudt dat de andere onderdelen van het vonnis van de politierechter in stand blijven. De beslissing van het hof is genomen in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A. Ivanov.