ECLI:NL:GHAMS:2022:3795

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
23-000878-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor diefstal in vereniging. De tenlastelegging omvatte twee diefstallen, gepleegd op respectievelijk 14 juni 2021 en 11 september 2021, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte handelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2021 in Diemen samen met een ander een HP Prodesk en een tas met inhoud heeft weggenomen, en op 11 september 2021 laptops en een toetsenbord heeft gestolen, waarbij in beide gevallen braak is gepleegd. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en heeft rekening gehouden met de persoonlijke situatie van de verdachte, die goed is ingebed in de hulpverlening.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000878-22
datum uitspraak: 12 december 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 13-260951-21 en 13-209838-19 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1990,
adres: [adres01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:

1.primairhij op of omstreeks 14 juni 2021 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, HP Prodesk Zwart en/of (schouder)tas met inhoud (waaronder ING bankpas en/of rijbewijs en/of dames horloge), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan

respectievelijk [bedrijf01] en/of [benadeelde partij01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

1.subsidiair:

[medeverdachte01] op of omstreeks 14 juni 2021 te Diemen, in elk geval in Nederland, een HP Prodesk Zwart en/of (schouder)tas met inhoud (waaronder ING bankpas en/of rijbewijs en/of dames horloge), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan respectievelijk [bedrijf01] en/of [benadeelde partij01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
tot/bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 14 juni 2021 te Diemen, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- de bedrijfsruimte van [bedrijf01] B.V. te verkennen en/of
- op die [medeverdachte01] te wachten en/of
- op de uitkijk te staan en/of
- de scooter te besturen waarmee die [medeverdachte01] en verdachte zijn weggevlucht;

2.2.hij op of omstreeks 11-09-2021 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere laptop(s) en/of toetsenbord, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf01] BV, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen laptop(s) en/of toetsenbord onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van de diefstallen, zoals tenlastegelegd onder 1 primair en 2. Daartoe voert hij aan dat de verdachte enkel bij de diefstallen aanwezig was en van een gezamenlijke uitvoering geen sprake was. Ook voert de raadsman aan dat geen sprake was van braak.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, waarin de camerabeelden van de diefstal bij [bedrijf01] op 14 juni 2021 worden omschreven, blijkt dat de verdachte en de medeverdachte op een bromfiets naar het gebouw van [bedrijf01] zijn gereden. De verdachte liep naar het gebouw en keek door de ramen naar binnen. Toen hij bij de roldeur kwam duwde hij er tegenaan, waardoor de roldeur in beweging kwam. Daarna draaide hij zich om en keek hij door de ramen naar binnen naar de balie. Vervolgens liep hij terug en had hij contact met zijn medeverdachte. De medeverdachte is toen via de roldeur het pand binnengetreden, terwijl de verdachte op de bromfiets ging zitten en wachtte op de medeverdachte, die terug kwam met de gestolen goederen. De verdachte heeft vervolgens de bromfiets bestuurd, met de medeverdachte achterop met de gestolen goederen.
Het hof is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte bij de uitvoering van de diefstal. De verdachte heeft een verkennende rol gehad, die bestond uit kijken of er mensen in het gebouw waren en verzekeren dat de deur open was. Hij overlegde vervolgens met de medeverdachte, die toen de daadwerkelijke wegnemingshandelingen uitvoerde. Vervolgens is de verdachte samen met de medeverdachte en de buit weggereden. Hierbij neemt het hof mede in overweging dat niet is gebleken van een andere reden voor een of beide verdachten om naar het kantoorgebouw te gaan, hetgeen steun geeft aan het bestaan van een tevoren gemaakt plan om spullen weg te nemen.
Ook van de camerabeelden van de diefstal op 11 september 2021 is een proces-verbaal van bevindingen gemaakt. Hieruit volgt dat de medeverdachte tegen de deur trapte, waarna hij naar de verdachte wenkte en de mannen het gebouw konden betreden. De verdachte, die een openstaande rugzak bij zich op de rug droeg, ging na binnenkomst gelijk op een bank zitten. De medeverdachte was op dat moment bezig met de kastdeuren van een kast bij de balie. De verdachte verdween even uit beeld en toen ze het gebouw later weer verlieten, de medeverdachte met een eigen tas, was de rugzak van de verdachte nagenoeg dicht en oogde die gevuld, zodat het hof ervan uitgaat dat die rugzak buiten beeld gevuld is met een of meer gestolen goederen. Ten overvloede overweegt het hof dat het gelet op de grootte van de tas van de medeverdachte ook niet goed voorstelbaar is dat alle weggenomen goederen in die tas zijn gestopt, terwijl de verdachten op dat moment ook niets in hun handen hadden, zodat het ook om die reden voor de hand ligt dat er spullen in de rugzak van de verdachte zijn vervoerd.
Ook in dit geval is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de twee mannen, nu ze samen naar binnen gingen en het plan samen uitvoerden. Ook hierbij neemt het hof mede in overweging dat niet is gebleken van een andere reden voor een of beide verdachten om naar het kantoorgebouw te gaan, hetgeen steun geeft aan het bestaan van een tevoren gemaakt plan om spullen weg te nemen.
Anders dan de raadsman betoogt, is er wel sprake geweest van braak. Er is immers hard tegen de deur aangetrapt en er is een kast opengebroken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.primairhij op 14 juni 2021 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, een HP Prodesk Zwart en een (schouder)tas met inhoud (waaronder een ING bankpas, rijbewijs en dames horloge), die aan

respectievelijk [bedrijf01] en [benadeelde partij01] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.2.hij op 11 september 2021 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, laptops en een toetsenbord, die aan [bedrijf01] BV toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen laptops en het toetsenbord onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, controle middelengebruik, dagbesteding en woonbegeleiding.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de rechtbank opgelegd, waarbij de woonbegeleiding door [instelling01] in plaats van door [instelling02] wordt uitgevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en zijn mededader hebben zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen (op verschillende data) uit hetzelfde bedrijfspand. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken vaak veel schade en zijn ergerlijk en hinderlijk voor slachtoffers.
Uit het reclasseringsadvies van Fivoor van 16 maart 2022 en uit een e-mail d.d. 24 november 2022 van [naam01] , de ambulant begeleider van de verdachte vanuit [instelling01] , blijkt dat de verdachte goed is ingebed in de hulpverlening. Zijn verslavingsproblematiek lijkt onder controle, hij woont begeleid en heeft een indicatie voor de Wet Langdurige Zorg. Hierin ziet het hof aanleiding om oplegging van een taakstraf achterwege te laten en een iets langere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld enkel nog de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich blijft melden bij de reclassering, zich houdt aan de aanwijzingen van de huidige zorginstelling, zich onderwerpt aan controles op drugsgebruik en voor zover nodig meewerkt aan een zinvolle dagbesteding.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] (feit 1)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.336,41, ter zake materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.167,85.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag ter hoogte van € 1.235,60. De schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden volgt uit de aangifte die zij op 22 juni 2021 heeft gedaan. Dat zij toen meer goederen heeft genoemd dan in de verklaring die zij direct na de diefstal aan ter plaatse gekomen verbalisanten heeft gegeven, maakt - mede gelet op de aard van de goederen die zij in haar aangifte noemt - die aangifte niet onbetrouwbaar. De verdachte is, met zijn mededader, tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De overige gevorderde kosten, bestaande uit benzinekosten ter hoogte van € 100,81, komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu onvoldoende is gebleken dat deze kosten rechtstreeks zijn veroorzaakt door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partij kan daarom voor deze kosten in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf01] B.V. (feit 1)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.384,21. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 365,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag ter hoogte van € 365,00. De verdachte is, met zijn mededader, tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf01] B.V. (feit 2)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.400,00 ter zake materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € € 1.137,20. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag ter hoogte van € 1.137,20. De verdachte is, met zijn mededader, tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging 13-209838-19
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 26 november 2019 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
  • de veroordeelde zich laat begeleiden en zo nodig ambulant behandelen door [instelling01] of een soortgelijke zorgverlener, voor zover nodig te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding en/of behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen, zolang de reclassering dit nodig acht. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • de veroordeelde meewerkt aan het verkrijgen en behouden van zinvolle dagbesteding, voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] (feit 1)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.235,60 (duizend tweehonderdvijfendertig euro en zestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.235,60 (duizend tweehonderdvijfendertig euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 juni 2021.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf01] B.V. (feit 1)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf01] B.V. ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 365,00 (driehonderdvijfenzestig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 juni 2021.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf01] B.V. (feit 2)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf01] B.V. ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.137,20 (duizend honderdzevenendertig euro en twintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 september 2021.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 26 november 2019, parketnummer 13-209838-19, te weten van:
een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. V.M.A. Sinnige en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2022.
Mr. V.M.A. Sinnige en mr. H. Sytema zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]