Het hof is van oordeel dat de zich in het dossier bevindende bewegende camerabeelden, die overigens ook ter zitting in hoger beroep zijn afgespeeld, van voldoende kwaliteit zijn om als basis voor een herkenning te dienen. Daarbij komt dat het gezicht van de persoon die door de verbalisanten als de verdachte is herkend, en die overigens een bril draagt, op deze camerabeelden in beeld komt, zoals ook door het hof ter zitting is waargenomen. Het hof verwerpt dan ook het verweer voor zover dit inhoudt dat de beelden niet van voldoende kwaliteit zijn om herkenningen op te baseren.
Voorts zijn, naar het oordeel van het hof, door de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] voldoende specifieke en onderscheidende kenmerken genoemd op basis waarvan zij de verdachte hebben herkend. Zij hebben de bewegende beelden bekeken en hebben de verdachte daarop direct of onmiddellijk herkend, onder andere aan zijn ongeschoren, vrij smalle gezicht, aan het feit dat de persoon op de beelden evenals de verdachte een bril draagt, aan zijn geringe lengte, zijn opgeschoren kapsel en zijn gezette benen en achterwerk. Verbalisant [verbalisant 6] herkende de verdachte eveneens holistisch direct op de bewegende beelden. Alle verbalisanten zijn de verdachte in het werkveld tegengekomen. Zo zijn verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] de verdachte meermalen tegengekomen bij staandehoudingen of controles, was verbalisant [verbalisant 1] zijn Top 600-regisseur en heeft zij de verdachte bezocht in de penitentiaire inrichting, heeft verbalisant [verbalisant 3] de verdachte in januari 2017 enige tijd gevolgd en ziet en spreekt verbalisant [verbalisant 6] de verdachte meerdere malen per jaar. Het hof heeft daarom dan ook geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door deze verbalisanten. Dat verbalisant [verbalisant 3] de beelden kennelijk reeds in november 2016 heeft gezien en toen enkel een medeverdachte heeft herkend, maakt dit niet anders, nu uit het door [verbalisant 3] opgemaakte proces-verbaal van 5 juli 2017 blijkt dat hij de verdachte nadien in januari 2017 heeft geobserveerd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof de herkenningen betrouwbaar en zal het deze gebruiken voor het bewijs, zodat naar het oordeel van het hof vaststaat dat de verdachte, samen met anderen, aanwezig was bij de woning aan de [locatie]. Het verweer van de raadsvrouw dienaangaande wordt derhalve verworpen.