ECLI:NL:GHAMS:2022:3912

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
23-000272-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak zware mishandeling en veroordeling poging tot zware mishandeling en bedreiging ex-partner met vrijheidsbeperkende maatregelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van zware mishandeling, maar het hof heeft de verdachte nu veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner. De feiten vonden plaats op 29 augustus 2021, waarbij de verdachte de aangeefster meerdere keren met kracht in het gezicht heeft geslagen, wat resulteerde in een gebroken neus. Daarnaast heeft de verdachte de aangeefster bedreigd via spraakberichten. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en een contactverbod met de aangeefster. Tevens zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd voor de duur van vijf jaar. De benadeelde partij heeft recht op schadevergoeding voor materiële en immateriële schade, die door het hof is toegewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000272-22
datum uitspraak: 20 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-232770-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de benadeelde partij en haar advocaat naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 29 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht door voornoemde [benadeelde] meermaals met kracht in/op/tegen haar gezicht/hoofd/lichaam te slaan/stompen;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 29 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [benadeelde] meermaals met kracht in/op/tegen haar gezicht/hoofd/lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 29 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde] meermaals met kracht in/op/tegen haar gezicht/hoofd/lichaam te slaan/stompen;
3.
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [benadeelde] middels spraakberichten dreigend de woorden toegevoegd:
- “ Als het moet ruim ik jou ook op, heel simpel, ik ben er een beetje klaar mee, maar zeg het maar weet je?”, en/of
- “ Je laat me geen keus meer, ik kom achter je aan, ik kom achter je aan want je hebt mijn dochter en je laat me geen andere keus dan je… He ik doe het je aan, klaar. Kom maar.”, en/of
- “ Oh God bewaar me voor wat ik ga doen, echt waar [benadeelde] het is afgelopen. Je snapt er geen fuck van.”, en/of
- “ Ik ga voor de kill nu, ik ga voor de kill, echt fuck you [benadeelde] ”,
In elk geval woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring en tot andere straffen komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 1 primair

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het letsel dat de aangeefster heeft opgelopen niet is aan te merken als ‘zwaar lichamelijk letsel’ in de betekenis van die termen in artikel 82 in verbinding met artikel 302 Wetboek van Strafrecht. Daarom moet de verdachte van hetgeen onder 1 primair is tenlastegelegd worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen feit 1 subsidiair en feit 3

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft bekend dat hij de aangeefster meerdere malen met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. Uit de verklaring van de aangeefster, het letsel dat bij haar is geconstateerd (waaronder een gebroken neus) en de opgezwollen knokkels op de rechterhand van de verdachte na het incident, blijkt dat de verdachte heel hard moet hebben geslagen. Naar algemene ervaringsregels levert het meermalen met vuisten heel hard in iemands gezicht slaan de aanmerkelijke kans op dat bijvoorbeeld de hersenen, de ogen, de neus dan wel het gebit ernstig beschadigd raken of dat blijvende ontsierende littekens hiervan het gevolg zijn. Uit het handelen van de verdachte leidt het hof af dat hij deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, zodat hij op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster.
Dat het door de verdachte veroorzaakte letsel van de aangeefster, die relatief voorspoedig is hersteld van haar verwondingen, (nèt) niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, is geenszins aan de verdachte te danken.
De raadsvrouw heeft ook aangevoerd dat, overeenkomstig het oordeel van de politierechter, vrijspraak moet volgen van één van de onder 3 tenlastegelegde bedreigingen door middel van het tekstbericht luidend “Als het moet ruim ik jou ook op, heel simpel, ik ben er een beetje klaar mee, maar zeg het maar weet je?”, omdat dit bericht niet bedreigend bedoeld is.
Ook dat verweer volgt het hof niet. Reeds op zichzelf beschouwd acht het hof dit bericht geschikt om bij de aangeefster, in de omstandigheden zoals deze waren tussen de verdachte en de aangeefster, in redelijkheid de vrees te doen ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen. Dit geldt nog sterker wanneer dit tekstbericht wordt beschouwd in samenhang met de overige in dezelfde periode door de verdachte aan de aangeefster verzonden berichten, zoals ook in de tenlastelegging vermeld.
Het hof acht de onder 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling en de onder 3 tenlastegelegde bedreigingen wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op of omstreeks 29 augustus 2021 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen [benadeelde] meermaals met kracht tegen haar gezicht/hoofd heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Amsterdam, (telkens) [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk [benadeelde] middels spraakberichten dreigend de woorden toegevoegd:
- “ Als het moet ruim ik jou ook op, heel simpel, ik ben er een beetje klaar mee, maar zeg het maar weet je?”, en
- “ Je laat me geen keus meer, ik kom achter je aan, ik kom achter je aan want je hebt mijn dochter en je laat me geen andere keus dan je… He ik doe het je aan, klaar. Kom maar.”, en
- “ Oh God bewaar me voor wat ik ga doen, echt waar [benadeelde] het is afgelopen. Je snapt er geen fuck van.”, en
- “ Ik ga voor de kill nu, ik ga voor de kill, echt fuck you [benadeelde] ”.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregelen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken, met aftrek van voorarrest, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht en de verplichting mee te werken aan ambulante behandeling. Daarnaast heeft de politierechter vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd voor de duur van twee jaar, inhoudende een contactverbod met de aangeefster en haar dochter [naam] en een gebiedsverbod. Deze maatregelen zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien weken, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de politierechter. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dezelfde vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen zoals in eerste aanleg opgelegd, maar dan voor de duur van vijf jaar, welke maatregelen dadelijk uitvoerbaar dienen te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat een gevangenisstraf zoals opgelegd in eerste aanleg en gevorderd door de advocaat-generaal, en daarbij in het bijzonder het onvoorwaardelijk deel, grote gevolgen gaat hebben voor de verdachte. Hij zou mogelijk zijn huis en baan verliezen. Het is ook niet gegeven dat hij zo maar een nieuwe baan vindt, aangezien voor bijna elke functie een VOG vereist is. Daarnaast gaat de verdachte akkoord met de vrijheidsbeperkende maatregelen, aldus de raadsvrouw, ook voor een duur van vijf jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de aangeefster met wie hij geruime tijd een relatie heeft gehad door haar in haar eigen woning meermalen hard tegen haar gezicht en hoofd te stompen. Daardoor heeft het slachtoffer veel pijn geleden en kneuzingen, aangezichtsletsel en een gebroken neus opgelopen. Zij is uiteindelijk zonder schoenen of jas bloedend naar buiten gevlucht. Het is niet aan de verdachte te danken dat het slachtoffer niet nog zwaarder gewond is geraakt. Hij heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het toegepaste geweld heeft een grote impact gehad op het slachtoffer, hetgeen ook is gebleken uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting in hoger beroep is voorgedragen. Naast deze ernstige vorm van mishandeling heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van de aangeefster door haar indringende, dreigende spraakberichten te sturen. Daarmee heeft hij een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en heeft hij haar angst aangejaagd. Verder veroorzaken feiten als het onderhavige gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, en in het bijzonder voor de taxichauffeur die haar heeft opgevangen toen hij haar op straat zag rennen. Het hof acht dit alles ernstig.
Gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), is naar het oordeel van het hof het opleggen van een gevangenisstraf van substantiële duur gerechtvaardigd. Het hof zal – mede in acht nemende dat de verdachte niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld – deze gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast zal het hof ook als bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke gevangenisstraf het contactverbod en locatieverbod opleggen.
Met deze strafoplegging en bijzondere voorwaarden wordt enerzijds de ernst van de feiten benadrukt en anderzijds wordt daarmee beoogd de verdachte ervan te weerhouden om zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Tegelijkertijd wordt, zoals de raadsvrouw heeft bepleit, voorkomen dat de verdachte de grond onder de voeten wegvalt doordat hij werk en woning zou verliezen als gevolg van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat zou immers juist het gevaar op herhaling van het plegen van misdrijven kunnen vergroten, hetgeen niet in het belang van de samenleving is. Omdat oplegging van alleen een fikse voorwaardelijke gevangenisstraf geen recht zou doen aan de ernst van de feiten, zal tevens een taakstraf worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Het hof zal ter voorkoming van strafbare feiten vrijheidsbeperkende maatregelen in de vorm van een contactverbod met de aangeefster en haar dochter [naam] en een gebiedsverbod rond het adres van de aangeefster voor de duur van vijf jaren opleggen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard geen bezwaar te hebben tegen oplegging van deze maatregelen, ook niet voor de duur van vijf jaren. Het hof heeft daarvan nota genomen, maar heeft zich daardoor niet laten leiden. Het is de ernst en de vasthoudendheid van het op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster inbreuk makende gedrag van de verdachte dat zorgen baart en waarom het hof oplegging van deze maatregel voor deze duur nodig acht.
Het hof zal ook bevelen dat die maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt tegenover de aangeefster of haar dochter. Daarbij neemt het hof naast de aard en de ernst van het bewezenverklaarde alsmede de omstandigheden waaronder het is begaan in aanmerking dat de verdachte het in eerste aanleg opgelegde contactverbod – dat dadelijk uitvoerbaar was verklaard – blijkens het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis van 17 maart 2022 heeft overtreden, terwijl hij daarvoor al op vergelijkbare wijze de voorwaarden heeft geschonden waaronder zijn voorlopige hechtenis was geschorst.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.223,63, bestaande uit € 223,63 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 2.723,63. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering ten aanzien van de immateriële schade te matigen.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Deze schade komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor, terwijl de kosten in redelijkheid zijn gemaakt en ook in omvang redelijk zijn. Het hof waardeert de materiële schade op € 216,61, bestaande uit:
  • € 114,95 kosten reiniging taxi;
  • € 53,52 reis- en parkeerkosten wegens controle KNO in ziekenhuis;
  • € 12,75 reis- en parkeerkosten wegens controle Oogheelkunde in ziekenhuis;
  • € 35,39 reis- en parkeerkosten wegens EMDR-sessie en afspraak kantoor advocaat.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de opgevoerde reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt in verband met het bijwonen van de terechtzitting in eerste aanleg overweegt het hof als volgt. Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geven, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin een in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld (vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 en HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600). Uit artikel 238 Rv volgt dat (alleen) een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als (proces)kosten vergoed kan krijgen. In deze procedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde en dus niet in persoon. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval een uitzondering zou moeten worden gemaakt, zijn gesteld noch gebleken. Het hof zal de vordering in zoverre dan ook afwijzen.
Immateriële schade
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) brengt mee dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De benadeelde heeft lichamelijk letsel opgelopen, te weten kneuzingen, aangezichtsletsel en een gebroken neus. Daarnaast is het hof van oordeel dat de benadeelde op andere wijze in haar persoon is aangetast, nu zij geestelijk letsel heeft opgelopen. Uit het bij het schadeonderbouwingsformulier gevoegde behandelplan van een klinisch psycholoog blijkt dat de benadeelde is gediagnosticeerd met PTSS en dat op 7 januari 2022 gestart is met EMDR-behandeling voor het verwerken van de traumatische gebeurtenis, te weten de mishandeling door haar ex-partner, de verdachte.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als hiervoor bedoeld. Het hof zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 5.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de verdachte meldt zich op binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 2] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte laat zich behandelen door Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plek is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- de verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [benadeelde] en/of haar dochter [naam] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- het is de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden zich te bevinden in het navolgende gebied: een straal van 500 meter rondom het adres van [benadeelde] , te weten [adres 3] .
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op maatregelen strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende:
- dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren zich niet zal ophouden in het navolgende gebied: een straal van 500 meter rondom het adres van [benadeelde] , te weten [adres 3] ;
- dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] en/of haar dochter [naam] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel(en) wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel(en) wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.216,61 (vijfduizend tweehonderdzestien euro en eenenzestig cent) bestaande uit € 216,61 (tweehonderdzestien euro en eenenzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.216,61 (vijfduizend tweehonderdzestien euro en eenenzestig cent) bestaande uit € 216,61 (tweehonderdzestien euro en eenenzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 61 (eenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 augustus 2021.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:
- 30 augustus 2021 wat betreft de € 114,95 kosten reiniging taxi;
- 25 november 2021 wat betreft de € 53,52 reis- en parkeerkosten wegens controle KNO in ziekenhuis;
- 12 november 2021 wat betreft de € 12,75 reis- en parkeerkosten wegens controle Oogheelkunde in ziekenhuis;
- 14 januari 2022 wat betreft de € 35,39 reis- en parkeerkosten wegens EMDR-sessie en afspraak kantoor advocaat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. C.N. Dalebout en mr. P.C. Kortenhorst, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 december 2022.
mr. P.C. Kortenhorst en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]