ECLI:NL:GHAMS:2022:495
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- P.C. Römer
- D. Radder
- A.M. Koolen - Zwijnenburg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens intrekking van grieven
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 december 2019. De betrokkene, geboren in 1968, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met een verbod, diefstal in vereniging door middel van verbreking, en het medeplegen van het opzettelijk verijdelen van een veiligheidsmaatregel ten opzichte van een elektriciteitsnetwerk. De politierechter had de betrokkene een verplichting opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 186.495,20, en een bedrag van € 50.000,-.
Tijdens de zitting van 4 februari 2022 heeft het hof vastgesteld dat de betrokkene zijn grieven tegen het vonnis niet langer handhaaft. Dit werd bevestigd door de raadsvrouw van de betrokkene, die per email op 20 december 2021 had medegedeeld dat de bezwaren niet langer werden gehandhaafd. Gezien deze intrekking van de grieven heeft het hof geoordeeld dat er geen rechtens te respecteren belang meer is dat een onderzoek van de zaak rechtvaardigt.
Daarom heeft het hof de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. D. Radder niet in staat was het arrest mede te ondertekenen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A.S. de Bruin, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.