ECLI:NL:GHAMS:2022:579

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-002250-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straf en maatregel in hoger beroep, inclusief beslissing over voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 5 augustus 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. Het hof bevestigde het vonnis, maar vernietigde de opgelegde straf en maatregel, en verving de bewijsmiddelen die door de rechtbank waren gebruikt. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan herhaalde doodsbedreigingen aan zijn (voormalige) advocaten en vuurwapenbezit, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. De verdachte had ook hasj in zijn bezit en had zijn ex-partner bedreigd. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de positieve ontwikkelingen in zijn behandeling. Uiteindelijk legde het hof een gevangenisstraf op van 300 dagen, waarvan 159 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002250-21
datum uitspraak: 18 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 augustus 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-096128-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1983,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en maatregel – in zoverre wordt het vonnis vernietigd – en met dien verstande dat het hof de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen vervangt door de navolgende en dat het hof nog een beslissing over het bevel tot voorlopige hechtenis zal nemen.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd;
- het proces-verbaal van aangifte van 6 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (p. 5-8);
- het proces-verbaal van aangifte van 6 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]
(p. 9-11);
- het proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (p. 13-18);
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd;
- het proces-verbaal verkort onderzoek vuurwapen van 7 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (p. 41-43);
- het proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (p. 67-69);
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd;
- het proces-verbaal van bevindingen van 9 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (p. 19-22);
- het proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (p. 67-69);
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd;
- het proces-verbaal van aangifte van 12 januari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] , inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] (p. 5-10).

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren, en heeft een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandelverplichting en controle op middelengebruik als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel verbonden. Daarnaast heeft de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, inhoudende een locatie- en contactverbod ten aanzien van (het kantoor van) de aangeefsters van het onder 1 tenlastegelegde. De vrijheidsbeperkende maatregel is door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 165 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren, en dat daaraan dezelfde bijzondere voorwaarden worden verbonden als in eerste aanleg is gedaan. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat een taakstraf van 240 uren en een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van twee jaren wordt opgelegd, inhoudende een locatie- en contactverbod ten aanzien van (het kantoor van) genoemde aangeefsters en een contactverbod ten aanzien van de
ex-partner van de verdachte, en dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel wordt bevolen.
De raadsman heeft het hof in verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht te volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden, waarbij het onvoorwaardelijke op te leggen gedeelte van die straf de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet overstijgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan herhaalde doodsbedreigingen aan het adres van zijn twee (voormalige) advocaten door hen via WhatsApp spraakberichten te sturen. Daarin heeft hij onder meer gezegd dat hij hen zal vermoorden en hun familie zal uitroeien. De verdachte werd in de procedure rondom de omgang met zijn dochters door deze advocaten bijgestaan. Het hof acht het zeer kwalijk dat de verdachte deze bedreigingen heeft geuit jegens zijn advocaten, die juist voor hem optraden om zijn belangen te behartigen. De bedreigingen hebben op hen en op hun familieleden zeer veel indruk gemaakt, zo blijkt uit de slachtofferverklaringen die ter terechtzitting in hoger beroep zijn voorgelezen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit. Onder de bank in zijn woonkamer is een gaspistool aangetroffen dat was omgebouwd naar een pistool voor scherpe munitie. Het ongecontroleerd wapenbezit brengt onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich. Bovendien zal de wetenschap dat de verdachte beschikte over een vuurwapen waarmee daadwerkelijk scherpe munitie kon worden afgeschoten, de vorenstaande bedreigingen (achteraf bezien) nog angstaanjagender hebben gemaakt voor de slachtoffers daarvan.
Verder is in de woning van de verdachte 784 gram hasj aangetroffen. Het gebruik van hasj kan gezondheidsrisico’s voor gebruikers en overlast voor anderen opleveren.
Tot slot heeft de verdachte zijn ex-partner via een sms-bericht met marteling en met de dood bedreigd. Deze bedreigingen heeft hij geuit in het kader van een strijd met zijn ex-partner over de omgang met zijn dochters. Aldus heeft de verdachte bij haar gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de gevolgen daarvan en de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Het hof zal deze echter deels in voorwaardelijke vorm gieten, vanwege het volgende.
Zoals blijkt uit het reclasseringsrapport van 16 juli 2021 heeft de verdachte problemen gekend op een reeks aan levensgebieden. Zo kampte hij met problemen op psychosociaal vlak, met relaties, had hij geen vaste woon- of verblijfplaats en was er sprake van problematisch alcohol-, cocaïne- en cannabisgebruik. De reclassering heeft bij genoemd rapport geadviseerd de verdachte door het stellen van bijzondere voorwaarden te verplichten tot, kort gezegd en onder andere, (i) het naleven van een meldplicht bij de reclassering, (ii) een klinische opname in een zorginstelling, (iii) het ondergaan van een ambulante behandeling in het kader van nazorg, (iv) het meewerken aan controle op middelengebruik.
Nadat de verdachte 141 dagen in voorarrest had doorgebracht is zijn voorlopige hechtenis bij beslissing van 24 augustus 2021 geschorst, onder voorwaarden die aansloten op hetgeen de reclassering had geadviseerd. De verdachte heeft zich vervolgens voor zijn verslavingsproblematiek klinisch laten behandelen in de FPA Utrecht [locatie] ), waar hij op 31 augustus 2021 is opgenomen, zo staat in een rapport van 26 januari 2022 van GGZ Reclassering Inforsa. Hij heeft zich gecommitteerd aan de behandeling en er is sprake van een gedragsverandering in positieve zin. Momenteel verkeert hij in de laatste fase van de klinische behandeling. Aansluitend op de klinische behandelfase zal hij zich onder ambulante behandeling stellen. Daarnaast heeft de verdachte zelfstandige huisvesting en passende dagbesteding in de vorm van betaalde arbeid gedurende drie dagen per week.
Gelet op de positieve ontwikkelingen die de verdachte heeft doorgemaakt acht het hof het opleggen van een gevangenisstraf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt niet in het belang van de verdachte, noch in dat van de samenleving. Die positieve ontwikkelingen zouden dan immers teniet kunnen worden gedaan, met alle risico’s op het verval in delinquent gedrag van dien. Het hof zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk zal zijn aan het aantal dagen dat de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof is voorts van oordeel dat de ernst van de feiten daarnaast het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf vereist.
Tegelijkertijd is helder dat het ingezette traject van behandeling en begeleiding voorlopig nog niet beëindigd kan worden. Daarom zal het hof, overeenkomstig het advies van de reclassering van 26 januari 2022, dit traject strafrechtelijk inkaderen door het stellen van eerdergenoemde bijzondere voorwaarden. Daarnaast zal het hof de verdachte door het stellen van twee aanvullende bijzondere voorwaarden verplichten tot naleven van een contact- en locatieverbod ten aanzien van (het kantooradres van) zijn voormalige advocaten. Gelet hierop acht het hof niet noodzakelijk de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende eenzelfde locatie- en contactverbod, op te leggen. Nu de verdachte de wens koestert te gelegener tijd het contact met zijn dochters weer op te bouwen, is het opleggen van een contactverbod ten aanzien van zijn ex-partner naar het oordeel van het hof (te) problematisch; het hof zal daarvan dus afzien.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 159 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, na te noemen bijzondere voorwaarden en aftrek van voorarrest, in combinatie met een taakstraf van 100 uren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en maatregel, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
159 (honderdnegenenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij de (GGZ) Reclassering, zo frequent als de (GGZ) Reclassering dat nodig acht. De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de (GGZ) Reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- zich zal laten opnemen in en behandelen door een door de reclassering te bepalen zorginstelling. De opname in de zorginstelling duurt maximaal 12 maanden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich (in het kader van nazorg) laat behandelen door Fivoor Ambulant Centrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt aan controle van diens middelengebruik middels urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), zo vaak als de reclassering dit nodig acht;
- zich niet zal ophouden in of in de onmiddellijke omgeving van het pand aan de [adres 2] ;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1977 te [geboorteplaats 2] , en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994 te
[geboorteplaats 3] , en medewerkers van advocatenkantoor [kantoor] , gevestigd aan de [adres 2] .
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met in achtneming van het voorgaande.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.J.I. de Jong en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 februari 2022.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]