In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1966, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, die bij niet-nakoming kon worden omgezet in hechtenis. Het hof bevestigde het vonnis, behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf, en verwierp het verweer van de verdachte dat getuigenverklaringen niet als bewijs konden worden gebruikt en dat er sprake was van noodweer. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen elkaar ondersteunden en dat het beroep op noodweer niet aannemelijk was.
De politierechter had de verdachte veroordeeld voor het duwen van zijn buurman, die hierdoor ten val kwam en een gebroken heup opliep. Dit geweld was het gevolg van een langdurig burenconflict. Het hof overwoog dat de verdachte een forse inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Gezien de ernst van het feit en de gevolgen daarvan, achtte het hof een taakstraf van 70 uren passend, maar besloot uiteindelijk om de taakstraf te verlagen naar 60 uren, omdat de redelijke termijn voor het hoger beroep was overschreden. Het hof vernietigde het vonnis ten aanzien van de taakstraf en de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel, en bevestigde het vonnis voor het overige.