ECLI:NL:GHAMS:2022:601

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
23-000541-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van de strafmaat in jeugdzaken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2005, die in eerste aanleg was veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met een voorwaardelijk strafdeel en bijzondere voorwaarden. In hoger beroep heeft de verdachte geen strafmaatverweer gevoerd. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en besloten de opgelegde taakstraf te verlagen naar 60 uren, zonder voorwaardelijk strafdeel en bijzondere voorwaarden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder zijn inzet op school en de voortgang van zijn behandeling bij De Waag. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte gelijkelijk verantwoordelijk zijn voor de schade die is veroorzaakt, en heeft de benadeelde partij, gemeente Alkmaar, geadviseerd om de schade in gelijke delen te verhalen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafmaat, die is aangepast. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000541-21
datum uitspraak: 17 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-047269-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen en beslissingen dan die van de rechtbank, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, zulks met uitzondering van de opgelegde taakstraf en schadevergoedingsmaatregel (tot de oplegging van welke maatregel het hof geen termen ziet) – in zoverre wordt het vonnis vernietigd. Verder ziet het hof aanleiding opmerkingen te maken over de hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte en de medeverdachte voor de door hen veroorzaakte schade en de wijze van verhaal.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
De verdediging heeft in hoger beroep geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Ter motivering van die straf neemt het hof allereerst over hetgeen is overwogen in paragraaf 6.3 van het vonnis tot en met “Positief is (…) en zich daarvoor inzet”.
Voorts heeft het hof gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen van brandstichting plegen te worden uitgesproken. Tegen die achtergrond acht het hof oplegging van een fikse taakstraf, in de vorm van een werkstraf, gerechtvaardigd. In strafmatigende zin heeft het hof meegewogen dat de verdachte de volle verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en dat de wijze waarop hij zijn spijt heeft betuigd op het hof authentiek is overgekomen.
Daarnaast komt uit een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 15 november 2021 naar voren dat er zich veel positieve veranderingen in het leven van de verdachte hebben voorgedaan. Zo is hij goed op weg zijn schooldiploma te behalen, heeft hij al lange tijd een bijbaan en gaat het thuis ook goed. Voorts heeft de behandeling bij De Waag zijn vruchten afgeworpen. Deze behandeling dient nog wel te worden gecontinueerd, maar dit kan in een vrijwillig kader. De Raad adviseert de verdachte, anders dan in eerste aanleg, een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. De verdachte heeft zich goed aan alle afspraken gehouden en het is dan ook niet meer nodig om bijzondere voorwaarden te stellen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het goed met hem gaat op school en dat hij een bijbaan heeft in de [baan]. Hij is van plan de behandeling bij De Waag ook in een vrijwillig kader voort te zetten, omdat het hem veel goeds brengt.
Gelet op het advies van de Raad en hetgeen de verdachte in hoger beroep zelf naar voren heeft gebracht ziet het hof niet langer aanleiding de verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen. Het hof heeft er vertrouwen in dat de verdachte de behandeling bij De Waag in een vrijwillig kader voortzet, terwijl er voor de noodzaak van de inzet van andere interventies geen indicaties zijn.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Hoofdelijke aansprakelijkheid en verhaal

Naar het oordeel van het hof hebben de verdachte en zijn medeverdachte een gelijk aandeel gehad in het veroorzaken van de schade van € 100.000,00, zodat zij in hun onderlinge verhouding in gelijke delen aan de ontstane schuld moeten bijdragen. Hoewel zij gelet op het bepaalde in artikel 6:102, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk zijn verbonden in de verplichting tot schadevergoeding, geeft het hof de benadeelde partij gemeente Alkmaar in dit bijzondere geval nadrukkelijk in overweging om de schade overeenkomstig hun onderlinge verhouding op de beide 16-jarige verdachten (dus op ieder € 50.000,00) te verhalen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde taakstraf en schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2022.
mr. M.K. Durdu-Agema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.