ECLI:NL:GHAMS:2022:809

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
23-001950-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens intrekking van bezwaren

Op 1 maart 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 juli 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep was gegaan, maar blijkens een e-mail van haar advocaat, mr. P. Figge, op 26 januari 2022, heeft aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. Dit betekent dat de verdachte haar eerder ingediende bezwaren tegen het vonnis intrekt. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou vereisen dat de zaak verder wordt onderzocht. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door mr. V.M.A. Sinnige, in bijzijn van griffier mr. S.K. van Eck.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 96-205676-19
parketnummer hoger beroep : 23-001950-21
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 1 maart 2022 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2021 in de zaak tegen de verdachte:
naam:
[verdachte]
voornamen:
geboren: op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Blijkens een e-mailbericht van mr. P. Figge van 26 januari 2022 wenst de verdachte het hoger beroep niet te handhaven, zodat zij geacht moet worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren (zoals staan vermeld in het proces-verbaal van de rolzitting in hoger beroep van 8 december 2021) in te trekken. Daarom zal zij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, in bijzijn van mr. S.K. van Eck, griffier.
mr. V.M.A. Sinnige