In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor zware mishandeling en belediging van een ambtenaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en eenvoudige belediging van een ambtenaar, gepleegd op 13 januari 2021 te Amsterdam. De rechtbank had eerder op 7 april 2021 een vonnis gewezen, waartegen de verdachte in hoger beroep ging.
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de vrijspraak van bedreiging en heeft de zware mishandeling niet bewezen verklaard, waardoor de verdachte daarvan is vrijgesproken. De bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling en belediging heeft geleid tot een gevangenisstraf van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft ook bepaald dat een gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Daarnaast heeft het hof het in beslag genomen voorwerp, een gebroken fles, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. V.M.A. Sinnige, in bijzijn van mr. S.K. van Eck, griffier.