ECLI:NL:GHAMS:2022:858
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing over klaagschrift tot teruggave van inbeslaggenomen geld op grond van artikel 552a Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 5.000,00 verzocht. Het klaagschrift was op 20 september 2021 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 3 november 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 8 maart 2022 zijn de advocaat-generaal, klager en de raadsman van klager gehoord. Klager was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden in een strafzaak waarin hij verdacht werd van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Hoge Raad had klager op 31 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep, waardoor de eerdere uitspraak van het gerechtshof onherroepelijk werd. De raadsman van klager voerde aan dat het beslag geen grond meer had, aangezien klager de rechtmatige eigenaar van het geld was en het geld niet van misdrijf afkomstig was. De advocaat-generaal steunde dit standpunt en het hof concludeerde dat het belang van strafvordering de voortduren van het beslag niet meer vorderde. Het hof verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag aan klager. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.