ECLI:NL:GHAMS:2022:858

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
000870-21 (552a Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift tot teruggave van inbeslaggenomen geld op grond van artikel 552a Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 5.000,00 verzocht. Het klaagschrift was op 20 september 2021 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 3 november 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 8 maart 2022 zijn de advocaat-generaal, klager en de raadsman van klager gehoord. Klager was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden in een strafzaak waarin hij verdacht werd van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Hoge Raad had klager op 31 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep, waardoor de eerdere uitspraak van het gerechtshof onherroepelijk werd. De raadsman van klager voerde aan dat het beslag geen grond meer had, aangezien klager de rechtmatige eigenaar van het geld was en het geld niet van misdrijf afkomstig was. De advocaat-generaal steunde dit standpunt en het hof concludeerde dat het belang van strafvordering de voortduren van het beslag niet meer vorderde. Het hof verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag aan klager. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 000870-21 (552a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-003363-19
Beschikking op het klaagschrift op de voet van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. M.J. Nuijten,
Nieuwe Gracht 74, 2011 NJ te Haarlem.

1.Inhoud klaagschriftHet klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klager van een geldbedrag van € 5.000,00.

2.2. ProcesgangHet klaagschrift is op 20 september 2021 bij het hof ingekomen.

Op 3 november 2021 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer en heeft de advocaat-generaal, klager en de raadsman van klager op 8 maart 2022 ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord.

3.3. Beoordeling

Het beslag is onder klager gelegd op grond van artikel 94a Sv in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Klager werd in de strafzaak met voormeld parketnummer -kort gezegd- verdacht van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd op 18 april 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Dit feit wordt -voor zover hier van belang- bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie.
In de strafzaak is geen sprake van een ontnemingsvordering. Evenmin is sprake van een vordering van een benadeelde partij.
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 februari 2021 is klager voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van het voorarrest. Klager heeft op 9 maart 2021 beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest. Op 31 augustus 2021 is klager door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde beroep in cassatie, nu niet aan de verplichting was voldaan binnen de door de wet bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen bij de Hoge Raad in te dienen. De uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 24 februari 2021 is daarmee onherroepelijk geworden.
De raadsman van klager heeft teruggave aan klager bepleit van het voornoemde geldbedrag en aangevoerd dat het conservatoir beslag thans geen grond meer heeft. Op het moment van aanhouding was de klager de rechtmatige eigenaar van het geld en het geld is niet van misdrijf afkomstig.
De advocaat-generaal heeft zich in raadkamer op 8 maart 2022 op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de teruggave van het hierboven genoemde inbeslaggenomen geldbedrag.
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert en nu overigens niet is gebleken dat een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat geldbedrag moet worden beschouwd, zal het hof de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag gelasten aan klager

4.4. BeslissingHet hof:

Verklaart het klaagschrift gegrond
Gelast de teruggave van aan klager van de onder hem inbeslaggenomen € 5.000,00.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan klager.
Deze beschikking is gegeven door de enkelvoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 8 maart 2022.