ECLI:NL:GHAMS:2022:859
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis afgewezen op grond van artikel 533 Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin de verzoeker, geboren in 1991, een schadevergoeding vroeg voor de schade die hij zou hebben geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift was op 30 september 2021 ingediend, waarna de advocaat-generaal op 28 oktober 2021 zijn standpunt kenbaar maakte. Tijdens de openbare behandeling op 8 maart 2022 was de verzoeker niet aanwezig.
De verzoeker vorderde een schadevergoeding van € 1.200,00 voor de schade door voorlopige hechtenis en € 680,00 voor kosten van rechtsbijstand. Het hof oordeelde dat de wet, volgens artikel 533 Sv, een vergoeding uitsluit als de zaak niet eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. Aangezien de verzoeker eerder was veroordeeld tot een taakstraf, kon hij niet in zijn verzoek worden ontvangen.
Het hof overwoog verder dat de toekenning van een schadevergoeding op basis van billijkheid kan plaatsvinden, maar dat in dit geval geen gronden van billijkheid aanwezig waren. De verzoeker had, met de hulp van een advocaat, moeten begrijpen dat zijn verzoek zou worden afgewezen op basis van de wet en de jurisprudentie. Het hof verklaarde de verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoekschrift en beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker.