ECLI:NL:GHAMS:2022:863
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding en verrekening in rekestenprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een rekestenprocedure, waarbij verzoeker een schadevergoeding heeft aangevraagd op basis van artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift is op 3 december 2021 ingekomen, en de advocaat-generaal heeft op 1 februari 2022 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 8 maart 2022 zijn de verzoeker en zijn advocaat niet verschenen, maar de advocaat heeft wel per e-mail haar standpunt gecommuniceerd. De verzoeker vroeg om vergoeding van schade die hij zou hebben geleden door de ondergane verzekering in de strafzaak, alsook om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in verband met de verzoekschriftprocedure.
Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 8 juni 2019 in verzekering is gesteld en op 9 juni 2019 weer in vrijheid is gesteld. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding van € 260,00 voor de ondergane verzekering en € 340,00 voor de kosten van rechtsbijstand. Tevens heeft het hof bepaald dat deze vergoedingen verrekend dienen te worden met openstaande geldsommen die de verzoeker aan de Staat verschuldigd is, conform artikel 534 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing van het hof is genomen door de enkelvoudige raadkamer en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.