ECLI:NL:GHAMS:2022:867

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
000010-22 (530 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de verzoeker, die om vergoeding van kosten van rechtsbijstand vroeg in verband met zijn strafzaak. Het verzoekschrift was op 31 december 2021 ingekomen en de advocaat-generaal heeft op 18 januari 2022 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 8 maart 2022 zijn de verzoeker en zijn advocaat niet verschenen, maar de advocaat heeft wel een standpunt per e-mail ingediend. De verzoeker vroeg een vergoeding van € 605,00 voor kosten gemaakt in de strafzaak en € 340,00 voor kosten in de verzoekschriftprocedure.

Het hof heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand. Het hof oordeelde dat de verzoeker recht had op door de overheid gefinancierde rechtsbijstand vanaf het moment dat hij zich tot zijn advocaat wendde. De keuze voor rechtsbijstand op basis van een toevoeging was pas later gemaakt, wat niet ten laste van de Staat mocht komen. Daarom waren er geen gronden van billijkheid aanwezig voor de toekenning van de verzochte vergoeding.

Met betrekking tot de vergoeding van kosten in de verzoekschriftprocedure oordeelde het hof dat een afwijzing van het verzoek in de strafzaak niet automatisch leidde tot een afwijzing van het verzoek in de verzoekschriftprocedure. Het hof concludeerde dat de verzoeker, met een rechtsgeleerd advocaat, had moeten begrijpen dat het verzoek zou worden afgewezen, gezien de wet en de jurisprudentie. Uiteindelijk heeft het hof de verzochte vergoeding afgewezen en de beschikking is op dezelfde dag betekend aan de verzoeker.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000010-22 (530 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001750-20
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, [naam] ,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 31 december 2021 ingekomen.
Op 18 januari 2022 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 8 maart 2022 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De verzoeker en zijn advocaat zijn niet in raadkamer verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft op voorhand per e-mailbericht van 7 maart 2022 een standpunt aan het hof toegezonden, inhoudende dat zij meent dat er geen verplichting is verdachten op basis van een toevoeging bij te staan noch dat er een verplichting is tot aan het einde de zaak betalende bijstand te blijven verrichten. De gevraagde vergoeding zal dan ook moeten worden toegewezen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 605,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 25 oktober 2021 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
Artikel 44a, lid 1 Wet op de rechtsbijstand (WRB) luidt:
Indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, wordt met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 530, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering toegekend, tenzij de toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd.
Een verdachte kan zich in een strafproces laten bijstaan door een raadsvrouw/raadsman die hetzij rechtsbijstand verleent op basis van een toevoeging, hetzij op betalende basis. Het bepaalde in artikel 44a WRB brengt mee dat de keuze voor de grondslag van de rechtsbijstand moet worden gemaakt voordat daadwerkelijk rechtsbijstand is verleend (Kamerstukken II, 2003-2004, 29756, nr. 3, p. 2).
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de onder a verzochte vergoeding dient te worden afgewezen. Uit de door de advocaat overlegde stukken blijkt dat vanaf het moment dat de verzoeker zich tot zijn advocaat wende hij recht had op door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Dat de keuze voor rechtsbijstand op basis van toevoeging in een later stadium is gemaakt - namelijk nadat al daadwerkelijk rechtsbijstand was verleend op betalende basis - dient niet voor de rekening van de Staat te komen, temeer omdat door de advocaat geen redengevende omstandigheden zijn aangevoerd voor deze gang van zaken.
Gelet op het voorgaande acht de voorzitter geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de verzochte vergoeding.
Ad b
Met betrekking tot het verzoek tot forfaitaire vergoeding van kosten van rechtsbijstand in een verzoekschriftprocedure overweegt het hof dat een (deels) afwijzende beslissing op het onderliggende verzoek dat ziet op de vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de strafzaak, niet vanzelfsprekend met zich brengt dat ook het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de verzoekschriftprocedure moet worden afgewezen. Ook bij vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure gaat het om een billijkheidsoordeel. Geen gronden van billijkheid bestaan indien het verzoeker, voorzien van een rechtsgeleerd advocaat, rechtstreeks uit de wet en/of de bestendige gepubliceerde jurisprudentie volstrekt duidelijk had moeten zijn dat het onderliggende verzoek zou worden afgewezen. In casu is hiervan sprake, gelet op tekst van de wet en de bestendige jurisprudentie van dit hof.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst de verzochte vergoeding af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de enkelvoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 22 maart 2022.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 340,00 (driehonderdveertig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] o.v.v. [verzoeker] .
Amsterdam, 22 maart 2022,
mr. E. van Die, voorzitter.