ECLI:NL:GHAMS:2023:1048

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
23-002838-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de opgelegde straf in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld voor een reeks strafbare feiten, gepleegd onder invloed van alcohol en drugs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, maar het hof oordeelde dat de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het zoeken van begeleiding en het beëindigen van zijn verslaving, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk maakten. Het hof legde een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een taakstraf van 240 uren. Het hof benadrukte dat de verdachte een laatste kans krijgt om zijn leven op het goede spoor te houden, met bijzondere voorwaarden die hem de benodigde hulp bieden. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002838-20
Datum uitspraak: 10 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-224061-20 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1988,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsman en de gemachtigde van de benadeelde partij [benadeelde01] naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met inbegrip van de beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregel en met inbegrip van de beslissingen ten aanzien van het beslag, maar met uitzondering van de aan de verdachte opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd en doet het hof opnieuw recht.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte zakelijk weergegeven voor het in eerste aanleg onder 1 (primair) tot en met 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk (met bijzondere voorwaarden en met aftrek) en met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf (met bijzondere voorwaarden) als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen (en neemt in dit kader de overwegingen van de politierechter grotendeels over).
De verdachte heeft zich, terwijl hij onder invloed was van alcohol en drugs, schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, gepleegd tegen mensen die op dat moment op zijn pad kwamen. Het slachtoffer [benadeelde01] is in de lift van de flat waarin zij woont in aanraking gekomen met de verdachte en werd door hem aangevallen terwijl zij geen kant op kon. De verdachte heeft haar met zijn vuisten en een mand met metalen randen op haar hoofd geslagen. Nadat zij naar buiten is gerend, is de verdachte haar achterna gerend, ondanks dat hij had gezegd dat zij kon gaan, en heeft hij de sjaal die zij om haar nek droeg (strak) aangetrokken. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die namens het slachtoffer door haar gemachtigde is voorgedragen en uit de aangifte blijkt dat de verdachte haar niet alleen pijn en letsel heeft toegebracht, maar dat de gebeurtenis erg traumatiserend voor haar is geweest en dat zij zich tot op heden in en om haar woning niet meer veilig voelt.
Voorts heeft de verdachte het slachtoffer [slachtoffer01] , die aan het werk was en voor de deur van de flat stond te wachten om een pizza te bezorgen, pijn bezorgd door hem op de grond te duwen. Door de duw is bovendien de bromfiets van zijn werkgever omgevallen, waardoor hieraan schade is ontstaan.
Vervolgens is de verdachte de woning van de familie [familie] binnengerend, die met het gezin op de bank in de woonkamer zaten. De verdachte heeft hier goederen weggenomen en nadat hij door de bewoners uit het huis werd gewerkt en hij tevergeefs weer naar binnen probeerde te komen, heeft hij een tuinstoel vernield en de achterdeur van de woning beschadigd. Het handelen van de verdachte moet zeer beangstigend zijn geweest voor het hele gezin.
In hetgeen door de raadsman is aangevoerd over de mate waarin ook voor de verdachte verrassend was dat dit gedrag het gevolg was van zijn inname van verdovende middelen, ziet het hof geen aanleiding de verdachte in verminderde mate toerekenbaar te achten. De verdachte was er blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep mee bekend dat de inname van verdovende middelen zijn beoordelingsvermogen verstoorde. Hij had naar zijn zeggen eerder ook al meegemaakt dat hij als gevolg daarvan ‘van de wereld raakte’ en wist ook wel dat dit tot strafbare feiten kon leiden, omdat eerdere feiten op zijn strafblad naar zeggen van de verdachte ook onder invloed zijn gepleegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2023 is hij eerder voor geweld- en vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Het hof neemt dit in strafverzwarende zin mee. Het hof heeft daarbij acht geslagen op artikel 63 Wetboek van Strafrecht. Uit de Justitiële Documentatie blijkt verder dat de verdachte sinds maart 2021 niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het momenteel goed gaat met de verdachte. De verdachte woont al enige tijd in [plaats01] en heeft daar op vrijwillige basis begeleiding gezocht en gekregen bij [instelling01] – een kleinschalige organisatie die mensen begeleidt die zich zonder ondersteuning moeilijk een eigen plaats en positie in de samenleving kunnen verwerven – en heeft deze begeleiding met goed gevolg afgesloten. Hij verklaart tot het geloof te zijn bekeerd en veel steun te hebben aan zijn pastor. In februari van dit jaar keert de verdachte terug naar zijn oude buurt en zal de verdachte voor de eerste maal in zijn leven een eigen huurwoning gaan betrekken. Zijn ouders met wie hij goed contact heeft, wonen dan vlakbij. De verdachte heeft verklaard dat hij van zijn verslavingen af is, hiertoe een behandeltraject heeft gevolgd en momenteel geen alcohol en drugs meer gebruikt. De verdachte verricht vrijwilligerswerk bij de [werk 1] en de [werk 2]. Hij wil dit graag voortzetten na terugkeer in zijn oude omgeving. Hij verwacht ook in de nieuwe omgeving steun van zijn kerk (en oude pastor).
De verdachte heeft op zitting spijt betuigd naar de slachtoffers en komt daarin oprecht over.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard open te staan voor een gesprek met slachtoffer [benadeelde01] mocht zij daar behoefte aan hebben.
Tegen de achtergrond van het voorgaande acht het hof het – zowel voor de verdachte als voor de samenleving – onwenselijk om deze positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte te doorkruisen met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof zal, om de ernst van het feit te benadrukken, naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf opleggen van aanzienlijke duur. De op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf kan dienen om de verdachte eraan te herinneren dat het een laatste kans is die aan hem wordt geboden en hij onder geen beding opnieuw in de fout moet gaan. De bijzondere voorwaarden strekken ertoe de verdachte de benodigde hulp te bieden zijn leven op het goede spoor te houden.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden (en oplegging van bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd) en een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden. De overschrijding van de redelijke termijn is dermate gering dat het hof het bij de strafbepaling bij deze enkele constatering laat.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 300, 302, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de aan de verdachte opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ reclassering Fivoor op het adres [adres02] , de eerste maal desgewenst ook telefonisch ( [telefoonnummer01] ). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door GGZ Noord Holland Noord en/of Brijder Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, voor zijn psychische problematiek en/of verslavingsproblematiek, te bepalen door de reclassering. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • meewerkt aan controle voor gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. R. Kuiper en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. N. van Gelder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 februari 2023.
=========================================================================
[…]