ECLI:NL:GHAMS:2023:1087
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg en gezinshereniging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had in januari 2023 hoger beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter van 3 november 2022, waarin de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] was verlengd. De moeder verzocht om afwijzing van de verlenging en om schorsing van de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking. De gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming waren betrokken als verweerders en adviseurs in de procedure.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 3 juni 2020 onder toezicht staat van de GI en dat er meerdere uithuisplaatsingen hebben plaatsgevonden. De moeder en de vader hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige], maar er zijn zorgen over de opvoedsituatie en de samenwerking tussen de ouders. De GI heeft aangegeven dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in de hulpverlening en dat een gezinsopname noodzakelijk is. De Raad heeft geadviseerd de verlenging van de uithuisplaatsing te bekrachtigen, omdat de ouders niet in staat zijn om een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden.
Het hof heeft geoordeeld dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en dat het in het belang van [minderjarige] is om de uithuisplaatsing te verlengen. De moeder heeft geen belang meer bij haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, aangezien het hof in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan. De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd en het verzoek van de moeder tot schorsing is afgewezen.