ECLI:NL:GHAMS:2023:1309

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
200.318.249/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betaling factuur en tegenvordering architect

In deze zaak heeft [appellante] B.V. [geïntimeerde] U.A. opdracht gegeven voor het maken van een bouwkundig ontwerp en de begeleiding van de bouw van haar tandartspraktijk. De overeenkomst was onderhevig aan algemene voorwaarden, waarin een vervalbeding was opgenomen. Na het verzenden van twee facturen door [geïntimeerde], weigerde [appellante] de tweede factuur te betalen, omdat zij meende dat [geïntimeerde] fouten had gemaakt die haar schade hadden berokkend. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en het beroep van [appellante] op het vervalbeding gehonoreerd, wat leidde tot een hoger beroep door [appellante]. In hoger beroep heeft [appellante] betoogd dat haar vordering niet was vervallen, omdat deze binnen de termijn van vijf jaar na voltooiing van de werkzaamheden was ingesteld. Het hof heeft echter geoordeeld dat het beroep op het vervalbeding slaagde, omdat [appellante] niet tijdig een rechtsvordering had ingesteld na haar schriftelijke protest. De grieven van [appellante] zijn verworpen, en het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellante] is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.318.249/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 9831308 / CV EXPL 22-5566
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 juni 2023
inzake
[appellante] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders-Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] U.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.H.G. Evers te Leusden.
Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellante] heeft [geïntimeerde] opdracht gegeven om een bouwkundig ontwerp te maken voor haar tandartspraktijk en de bouw te begeleiden. Op deze overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. [geïntimeerde] heeft twee facturen verzonden aan [appellante] . [appellante] weigert de tweede factuur te betalen omdat zij vindt dat [geïntimeerde] fouten heeft gemaakt waardoor zij schade heeft geleden.
In deze procedure vordert [geïntimeerde] betaling van de tweede factuur en vordert [appellante] op haar beurt vergoeding van haar schade. De kantonrechter heeft het beroep van [geïntimeerde] op een vervalbeding in de algemene voorwaarden gehonoreerd en geoordeeld dat [appellante] te laat is met haar vordering. De vordering van [geïntimeerde] is toegewezen. [appellante] is van deze beslissing in hoger beroep gekomen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 21 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van een mondeling vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellante] als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven,
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] geheel zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in het proces-verbaal van het bestreden mondeling vonnis onder 1.1 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Tussen [geïntimeerde] en [appellante] is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. [appellante] heeft [geïntimeerde] opdracht gegeven een bouwkundig ontwerp te maken voor haar tandartspraktijk en de bouw te begeleiden. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden, neergelegd in de Nieuwe Regeling 2011 van de BNA, van toepassing verklaard (hierna: de algemene voorwaarden).
Artikel 16 van de algemene voorwaarden luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(…)
3. De rechtsvordering uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming vervalt en is niet ontvankelijk door verloop van twee jaren na het schriftelijke en met redenen omklede protest. (…)
4. De rechtsvordering uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming vervalt in ieder geval na verloop van vijf jaren vanaf de dag waarop de opdracht door voltooiing of opzegging is geëindigd. De rechtsvordering die na deze termijn is ingesteld is niet ontvankelijk.
(…)
3.2
Op 19 december 2018 heeft [geïntimeerde] een factuur verzonden voor € 3.133,90 inclusief btw. Deze factuur is door [appellante] voldaan.
3.3
Op 10 september 2019 heeft [geïntimeerde] een factuur verzonden van het resterend deel van de overeengekomen prijs, te weten € 4.676,65 inclusief btw. [appellante] heeft deze factuur onbetaald gelaten.
3.4
Op 25 september 2019 heeft [appellante] per e-mail aan [geïntimeerde] het volgende medegedeeld:
Naar aanleiding van uw laatste factuur mail ik u,
Tot nu toe heb ik € 3.133 betaald voor de bouw- en advieskosten van een architect. Echter heeft u een steek laten vallen wat betreft het ventilatiesysteem. Tot op het laatste moment heeft u daar niks over gezegd. Het was u bekend dat er, behalve in het toilet, geen ventilatiesysteem aanwezig was in de ruimte. Toen [bedrijf] ons erop wees dat een ventilatiesysteem verplicht is moest dit op het laatste moment tussendoor alsnog worden geplaatst. Uiteindelijk heeft het ventilatiesysteem mij rond de € 6.000 gekost. Ik wam hierdoor voor extra hoge en onverwachte kosten te staan.
Daarom zou ik graag een compensatie van u willen ontvangen voor de gemaakte fout. Het lijkt mij gerechtvaardigd als u 50% van de onverwachtse kosten voor uw rekening neemt. In dat geval kunnen wij de openstaande factuur met dit bedrag verrekenen.
3.5
Bij e-mail van 30 september 2019 heeft [geïntimeerde] aansprakelijkheid voor de extra kosten afgewezen en [appellante] gemaand om de openstaande factuur te voldoen.
3.6
Ondanks meerdere herinneringen en aanmaningen is betaling uitgebleven.
In de onderhavige procedure heeft [appellante] op 27 mei 2022 een vordering tot vergoeding van schade ingesteld.

4.Eerste aanleg

4.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg (in conventie) gevorderd om [appellante] te veroordelen tot betaling van de hoofdsom van € 4.676,65, vermeerderd met kosten en rente en heeft [appellante] op haar beurt gevorderd dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot vergoeding van haar schade van € 6.050,-. Zij heeft in conventie een beroep gedaan op verrekening.
4.2
De kantonrechter heeft bij het bestreden mondeling vonnis het beroep van [geïntimeerde] op het vervalbeding gehonoreerd en de vordering van [appellante] afgewezen. De vordering van [geïntimeerde] is toegewezen, met rente en kosten en [appellante] is in de proceskosten veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie.

5.Beoordeling

5.1.
[appellante] heeft tegen dit vonnis twee grieven aangevoerd.
Met grief 1 klaagt zij over het oordeel van de kantonrechter dat het beroep op het vervalbeding slaagt. Zij erkent dat zij in eerste aanleg geen verweer heeft gevoerd tegen dit beroep omdat het in eerste instantie leek te kloppen dat zij te lang had gewacht met het instellen van een rechtsvordering tegen [geïntimeerde] .
Zij wijst echter in hoger beroep op het bepaalde in artikel 16 lid 4 van de algemene voorwaarden en bepleit dat de rechtsvordering binnen vijf jaar na voltooiing van de werkzaamheden op 10 september 2019 is ingesteld. Het beroep op het vervalbeding had volgens haar daarom niet mogen slagen. Het beroep op verrekening in conventie en haar vordering in reconventie hadden om die reden niet mogen worden afgewezen.
5.2
[geïntimeerde] stelt voorop dat [appellante] in eerste aanleg de juistheid van het beroep op het vervalbeding heeft erkend. Dit heeft te gelden als een gerechtelijke erkentenis als bedoeld in artikel 154 Rv, waarop zij in hoger beroep niet mag terugkomen.
Voorts bepleit dat [geïntimeerde] dat artikel 16 lid 4 van de algemene voorwaarden er niet aan afdoet dat de rechtsvordering op grond van artikel 16 lid 3 van de algemene voorwaarden is vervallen. Beide artikelen zien op verschillende situaties.
5.3
Het hof overweegt dat in het midden kan blijven of de verklaringen van [appellante] in eerste aanleg kunnen worden gekwalificeerd als een gerechtelijke erkentenis, waarop zij niet mag terugkomen, omdat grief 1 ook overigens niet kan slagen.
Artikel 16 lid 3 van de algemene voorwaarden bepaalt dat het recht om een vordering in te stellen uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming vervalt twee jaar na een schriftelijk en met redenen omkleed protest. [appellante] heeft – ook in hoger beroep – niet betwist dat zij op 25 september 2019 schriftelijk en gemotiveerd heeft geklaagd over de prestatie van [geïntimeerde] . Tevens staat vast dat zij binnen twee jaar na dat protest geen rechtsvordering heeft ingediend. Daarmee slaagt het beroep op het vervalbeding van artikel 16 lid 3 van de algemene voorwaarden.
Dat in artikel 16 lid 4 van de algemene voorwaarden is bepaald dat het recht
in ieder gevalvervalt als vijf jaar na het afronden van de werkzaamheden geen vordering is ingesteld, doet er niet aan af dat dit recht reeds voor die datum vervalt in de situatie als bedoeld in lid 3. Die situatie doet zich hier voor. Grief 1 faalt daarmee.
5.4
Grief 2 heeft betrekking op de beweerdelijke tekortkoming. Als gevolg van het geslaagde beroep op het vervalbeding wordt aan de beoordeling van deze grief niet meer toegekomen. Zelfs indien de grief zou slagen, kan dat immers niet leiden tot een ander dictum.
5.5
De conclusie luidt dat de grieven geen doel treffen. [appellante] heeft geen feiten te bewijzen aangeboden die tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod zal worden verworpen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
5.6
[appellante] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 783
- salaris advocaat € 836 (tarief 1, 1 punt)
totaal € 1.619

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 1.619,-;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, M.C. Bosch en M. Nieuwenhuijs en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.