Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in verzet
2.Feiten
Bij de komen overeen de heren [geïntimeerde] , hierna genoemd investeerder en de heer [appellant] , geboren op [geboortedatum 1] , wonend in [plaats 1] het volgende.
3.Beoordeling
Heb gezegd voor eind jaar heb je deel. En dan maken we afspraak voor rest”. Het feit dat er door [appellant] een horloge in onderpand is gegeven, kan niet tot een andere conclusie leiden dan dat er geld is uitgeleend door [geïntimeerde] . Dat de boete is opgelopen zoals overeengekomen in het boetebeding kan [geïntimeerde] niet worden verweten. [appellant] was niet te vinden en was naar eigen zeggen gedetineerd in Frankrijk en mocht het land niet verlaten. [geïntimeerde] kon, om de boete te vermijden, het in onderpand gegeven horloge niet te gelde maken omdat dit horloge vals bleek te zijn. [geïntimeerde] verzoekt dan ook de vorderingen van [appellant] af te wijzen en de vorderingen van [geïntimeerde] , zoals toegewezen bij het verstekarrest van 3 november 2020, in stand te laten.