ECLI:NL:GHAMS:2023:1662

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
23-001264-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake illegale opslag en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2020. De verdachte was aangeklaagd voor het zonder vergunning opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk op 15 november 2018 in Vijfhuizen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk had opgeslagen in een loods, zonder de vereiste vergunningen. De verdachte was eerder door de rechtbank vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep ook betrekking had op deze vrijspraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het creëren van een gevaarlijke situatie door professioneel vuurwerk op te slaan in een loods zonder vergunning, wat aanzienlijke risico's met zich meebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001264-20
datum uitspraak: 11 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-994070-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. De verdachte heeft blijkens de akte instellen rechtsmiddel op 11 juni 2020 hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. De akte vermeldt:
“Het beroep richt zich ook tegen alle ter terechtzitting gegeven tussenbeslissingen, maar niet tegen eventueel gegeven vrijspraken.”Het hoger beroep lijkt – gelet op deze in de akte gehanteerde formulering – een beperking van het hoger beroep in te houden. Het hof neemt desondanks aan dat het hoger beroep door de verdachte onbeperkt is ingesteld, nu voornoemde zin een standaardtekst lijkt te zijn en de toenmalige raadsvrouw van de verdachte in de onderliggende volmacht aan de griffier van de rechtbank tot het instellen van het hoger beroep geen blijk ervan geeft een beperking te willen aanbrengen. Het hoger beroep wordt aldus geacht mede te zijn gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde alsmede de partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde ter beschikking stellen. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen die beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen het onder 3 tenlastegelegde alsmede de partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde ter beschikking stellen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd, voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde, dat:
1. primair
hij op of omstreeks 15 november 2018 te Vijfhuizen (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 2131 kilogram Chinese rollen (vuurwerk lijst II, pag. 113), en/of;
- 2364 stuks knalvuurwerk (pag. 101 en 104), en/of;
- 4302 shells (pag. 43, 45, 50, 55, 57, 107 en 110), en/of;
- 158 flowerbeds (pag. 41, 48, 53, 59 tot en met 99),
heeft opgeslagen, voorhanden heeft gehad;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 15 november 2018 te Vijfhuizen (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis,
- 2131 kilogram Chinese rollen (vuurwerk lijst II, pag. 113), en/of;
- 2364 stuks knalvuurwerk (pag. 101 en 104), en/of;
- 4302 shells (pag. 43, 45, 50, 55, 57, 107 en 110), en/of;
- 158 flowerbeds (pag. 41, 48, 53, 59 tot en met 99),
in elk geval een hoeveelheid professioneel vuurwerk, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2018 te Vijfhuizen (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, vuurwerk, te weten:
- 2131 kilogram Chinese rollen (vuurwerk lijst II, pag. 113), en/of;
- 2364 stuks knalvuurwerk (pag. 101 en 104), en/of;
- 4302 shells (pag. 43, 45, 50, 55, 57, 107 en 110), en/of;
- 158 flowerbeds (pag. 41, 48, 53, 59 tot en met 99),
buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van (de strafbaarheid van) het onder 1 primair tenlastegelegde en een andere strafoplegging komt.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, nu het aangetroffen vuurwerk reeds is vernietigd waardoor (contra-)onderzoek aan het vuurwerk niet meer mogelijk is. De verdediging is als gevolg hiervan niet in staat aan te tonen dat het vuurwerk niet professioneel van aard is. Ook kan niet – middels sporenonderzoek aan het vuurwerk – worden aangetoond dat de verdachte geen betrokkenheid had bij het aangetroffen vuurwerk. Dit verzuim van vormen dient primair te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, wegens de grove veronachtzaming van de rechten van de verdachte waardoor aan diens recht op een eerlijk strafproces in ernstige mate is tekortgedaan. Er is sprake van strijd met artikel 6 EVRM. Subsidiair dient dit te leiden tot bewijsuitsluiting.
Het hof oordeelt dat dit verweer faalt, nu geen sprake is geweest van een vormverzuim. De overwegingen met betrekking tot dit oordeel zullen worden uiteengezet onder de bewijsoverwegingen.

Bewijsoverwegingen

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de beide tenlastegelegde feiten.
Daarbij heeft de raadsman vooropgesteld dat onderscheid moet worden gemaakt tussen het vuurwerk dat is aangetroffen in de witte bus, de loods en de blauwe bus. De verdachte heeft bekend dat hij vuurwerk uit de witte bus heeft geladen. Niet kan echter worden vastgesteld hoeveel vuurwerk dit is geweest.
Ten aanzien van het andere vuurwerk geldt, dat ook dit niet aan de verdachte toebehoort, hij daar geen beschikkingsmacht over had en hij niet betrokken was bij het vervoer van het vuurwerk. Met de resultaten van het onderzoek aan de onder de verdachte inbeslaggenomen Samsung Galaxy J4 dient terughoudend te worden omgegaan, nu de verdachte niet de enige gebruiker van die telefoon was.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg met betrekking tot het al dan niet hebben waargenomen van de blauwe bus is door de rechtbank in het vonnis gedenatureerd, waardoor op grond daarvan niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de blauwe bus heeft zien staan. In ieder geval staat vast dat de verdachte de blauwe bus niet heeft uitgeladen. Hij heeft geen beschikkingsmacht over het daarin aangetroffen vuurwerk gehad.
Doordat in het politiedossier geen onderscheid is gemaakt tussen het vuurwerk aangetroffen op de drie verschillende plaatsen, maar in het algemeen wordt gesproken over ‘het’ vuurwerk, kan niet worden vastgesteld of en zo ja, welk professioneel vuurwerk de verdachte voorhanden zou hebben gehad. Niet is namelijk vast te stellen of het in de witte bus aangetroffen (en door de verdachte deels uitgeladen) vuurwerk wel daadwerkelijk professioneel vuurwerk betrof zoals is tenlastegelegd. Daartoe is onvoldoende onderzoek verricht, zoals nader uiteengezet in de pleitaantekeningen, reden waarom de verzoeken tot het doen van onderzoek aan het vuurwerk (destructief inhoud en dacty/DNA) zijn gedaan. In dit verband heeft de raadsman naar voren gebracht dat de mogelijkheid bestaat dat een ander dan de verdachte zogenoemd
dummyvuurwerk heeft besteld, hetgeen de verdachte vervolgens uit de witte bus heeft geladen.
Overwegingen van het hof
De politie heeft de verdachte, samen met drie medeverdachten, op 15 november 2018 aangehouden bij een loods in Vijfhuizen, waarin een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk was opgeslagen. Direct voor de loods stond een witte bus geparkeerd, met de achterzijde in de opening van de loods. Die loods stond vol met dozen. De politie zag direct de stickers op de dozen die op vuurwerk wezen, te weten oranje/rood geruite stickers met de opdruk 1.3 en 1.4 G en het Europees gevaarsymbool voor explosief. De verdachte was bezig deze dozen uit te laden en werd aangetroffen in de loods. Verder stond in de directe nabijheid van de loods, op de openbare weg, ook nog een blauwe bus, waarin zich eveneens vuurwerk bevond. Het vuurwerk in de loods en de twee bussen is in beslag genomen en onderzocht door het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV). Uit de resultaten van het onderzoek – in combinatie met onder meer de uiterlijke kenmerken van het vuurwerk en rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) (zie hierna) – blijkt dat al het inbeslaggenomen vuurwerk professioneel van aard is (ingedeeld in lijst II en III conform de Richtlijn voor strafvordering vuurwerkdelicten).
Betrokkenheid en rol van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij met anderen, waaronder [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , op het terrein van de loods was en dat hij daar vuurwerk uit de witte bus heeft geladen. Hij heeft ook verklaard dat hij dit al eerder had gedaan.
Onder de verdachte zijn drie telefoons aangetroffen, waaronder een Samsung Galaxy J4 (met het telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in beslag is genomen onder goednummer 952132 , verder: Samsung J4). Uit onderzoek aan deze telefoon is gebleken dat de toegangscode (
swipe code) [toegangscode 1] is. Deze code komt op één (extra) cijfer na overeen met de toegangscode (
swipe code) van de privételefoon van de verdachte, de Samsung Galaxy S8 ( [toegangscode 2] ) . Op de Samsung J4 zijn voorts ’selfies’ van de verdachte aangetroffen, alsmede een foto van een aan de verdachte gerichte betalingsherinnering van een incassobureau van 30 oktober 2018.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij deze foto’s heeft gemaakt en dat hij de Samsung J4 heeft gebruikt. Op deze telefoon was de applicatie WhatsApp geïnstalleerd met als naam van de gebruiker [gebruikersnaam] . De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij middels WhatsApp als [gebruikersnaam] heeft gecommuniceerd.
Gelet op deze bevindingen gaat het hof ervan uit dat de onder de verdachte aangetroffen Samsung J4 aan de verdachte toebehoorde. De stelling van de verdachte dat deze telefoon aan [medeverdachte 1] toebehoorde en dat hij deze telefoon slechts af en toe, voor een kortere of langere periode, ter beschikking kreeg, acht het hof ongeloofwaardig.
Op de Samsung J4 zijn bestellijsten en aantekeningen met betrekking tot professioneel vuurwerk aangetroffen. In de diverse WhatsApp-gesprekken onder gebruikersnaam [gebruikersnaam] alsmede in sms-berichten wordt in de weken voor 15 november 2018 over (bestellingen van) dergelijk vuurwerk gesproken. Zo wordt onder meer gesproken over F4 in plaats van F3, Shells en Cobra’s, zodat onmiskenbaar is dat dit professioneel vuurwerk betreft.
Onderzoek aan de historische verkeersgegevens – kort gezegd: informatie van zendmastlocaties – wijst uit dat de Samsung J4 en de telefoons die aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden gekoppeld zich op verschillende momenten in oktober en november 2018 vrijwel gelijktijdig in de richting van de Duitse grens hebben begeven of deze grens hebben gepasseerd. Wat betreft 15 oktober 2018 bevat de Samsung J4 een foto, genomen vanuit een voertuig, waarop een witte en een blauwe bus op de snelweg te zien zijn. Het kenteken van de blauwe bus is [kenteken] . Dit is dezelfde bus die op 15 november 2018 in de buurt van de loods is aangetroffen. Wat betreft 9 november 2018 bevat de Samsung J4 een video. Door de politie werd op deze video het volgende waargenomen:
  • Een loods waarin heel veel vuurwerkdozen opgeslagen/opgestapeld stonden.
  • Die dozen waren voorzien van een oranje gevaarsetiket met classificatie 1.3 G of 1.4 S en opschrift.
  • Voor de ingang van de loods een blauwe bestelbus met in de laadruimte diverse dozen met vuurwerk.
  • In de loods een manspersoon met ontbloot bovenlichaam, vermoedelijk [medeverdachte 2] .
  • Tussen de dozen met vuurwerk een manspersoon met donkere kleding, vermoedelijk [medeverdachte 1] .
Op 15 november 2018, de dag van de aanhouding, wordt door voornoemde telefoons van de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tussen 02.45 uur en 04.45 uur een route gevolgd van Haarlem naar Venlo, en tussen 07.15 uur en 09.30 uur een route terug van Venlo naar Haarlem.
Dit duidt er naar het oordeel van het hof op dat de verdachte en zijn medeverdachten in de vroege ochtend van 15 november 2018 professioneel vuurwerk uit het buitenland hebben gehaald. Dat daarbij naast een witte bus ook een blauwe bus was betrokken, volgt niet alleen uit het aantreffen van de blauwe bus met vuurwerk in de directe nabijheid van de loods op 15 november 2018 en de eerdere betrokkenheid van de/een blauwe bus, maar met name ook uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat [medeverdachte 1] op 15 november 2018 tegen hem had gezegd dat er ook een tweede bus was.
Ook de privételefoon van de verdachte is onderzocht, de Samsung Galaxy S8. In deze telefoon zijn diverse sms-berichten aangetroffen inzake de aanwezigheid van deze telefoon in het buitenland, te weten:
- Duitsland: op 15, 17 en 29 oktober 2018 en 9 en 15 november (om 05.10 uur) 2018;
- Polen: op 16 oktober (om 15.26 uur) 2018;
- Tsjechië: op 16 oktober (om 00.29 uur) 2018;
- Italië: op 25 en 28 juli 2018 en 1 en 6 augustus 2018.
Volgens de bevindingen van het COV was het op 15 november 2018 inbeslaggenomen vuurwerk geproduceerd dan wel geïmporteerd door de volgende bedrijven: [bedrijf 1] te Polen, [bedrijf 2] te Polen, [bedrijf 3] te Duitsland en [bedrijf 4] te Italië. In Tsjechië is het bedrijf [bedrijf 5] gevestigd wat ook professioneel vuurwerk verkoopt en waar de medeverdachte [medeverdachte 2] blijkens onderzoek aan (onder meer) zijn telefoon contact mee heeft gehad.
Deze feiten en omstandigheden duiden erop dat de verdachte zich, samen met zijn medeverdachten, bezig hield met de import, het vervoer, de opslag en de handel in professioneel vuurwerk. Op 15 november 2018 hebben zij gezamenlijk, met zowel de witte als de blauwe bus, vuurwerk uit het buitenland gehaald en naar de loods vervoerd, met als doel het daar op te slaan. Het hof acht de verdachte dan ook betrokken bij de totale hoeveelheid inbeslaggenomen vuurwerk en oordeelt dat de verdachte zich tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben en/of opslaan daarvan. Of het vuurwerk (alleen) aan de verdachte toebehoorde, acht het hof verder niet van belang, nu de verdachte daarover in elk geval de beschikkingsmacht had.
Onderzoeksmethode
Door de raadsman is betoogd dat de onderzoeksmethode waarbij de vuurwerkdeskundige van de politie het vuurwerk visueel beoordeelt, weegt en in een categorie indeelt, juridisch onjuist is en in strijd is met de nodige rechtsbelangen en waarborgen.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat voornoemde (gebruikelijke) onderzoeksmethode deugdelijk is en in de onderhavige zaak ook afdoende om tot het bewijs te komen dat sprake is van professioneel vuurwerk. In dit verband overweegt het hof als volgt.
Aan de orde is de vraag of het vuurwerk, waarvan in het voorgaande is vastgesteld dat de verdachte dit voorhanden heeft gehad alsmede heeft opgeslagen, als professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit moet worden aangemerkt.
Professioneel vuurwerk in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, is vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F4 of dat is ingedeeld in categorie F2 of F3 en dat niet bij of krachtens voornoemd besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Uit het proces-verbaal van het COV blijkt dat de partij vuurwerk in deze zaak (voorzien van de PL-code en het BVH-nummer PL1100-2018220526 ) is onderzocht op uiterlijke kenmerken en op basis daarvan is ingedeeld in de categorieën. De materiedeskundige van het COV woog 2131 kilogram lijst II vuurwerk (Chinese rollen) en telde 4302 stuks Shells, 158 flowerbeds en 2364 stuks knalvuurwerk. Uit de diverse bijlagen bij het proces-verbaal van het COV blijkt dat het steeds vuurwerk betreft dat fabrieksmatig is geproduceerd (hoofdzakelijk door de firma [bedrijf 1] (Flowerbeds, Shells en Chinese rollen) en de firma [bedrijf 4] (Cobra’s), welke firma’s hiervoor reeds zijn genoemd). Het overgrote deel van dit vuurwerk was voorzien van categorie indeling F4 en daarmee niet toegestaan voor particulier gebruik. Van al het vuurwerk is vastgesteld dat dit professioneel vuurwerk betreft.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de vaststellingen van de materiedeskundige verbalisant omtrent de hoeveelheid en de aard en indeling van het vuurwerk. De bevindingen worden ook bevestigd door het fotomateriaal in het dossier. Het hof heeft voorts geen enkel aanknopingspunt in het dossier aangetroffen op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat het vuurwerk van een zelfde fabrikant dat onder een bepaalde merknaam en bepaalde typeaanduiding en in massaproductie vervaardigd is en op de markt wordt gebracht, niet steeds dezelfde samenstelling zou hebben. De enkele suggestie van de raadsman in dit verband, die geen basis vindt in de verklaring van de verdachte, is daartoe onvoldoende.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat het onderzoek ten aanzien van de Flowerbeds, Mortierbommen (Shells) en Chinese rollen ook niet is verricht volgens voornoemde (gebruikelijke) methode merkt het hof op dat het dossier naast voornoemde COV-rapportage met bijbehorende bijlagen, deskundigenverklaringen van het NFI bevat. Daaruit blijkt wanneer die specifieke soorten vuurwerk niet voldoen aan de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 van het Vuurwerkbesluit, welke conclusie vervolgens door de materiedeskundige ten aanzien van iedere set identiek vuurwerk (steeds in een aparte bijlage) is uiteengezet en onderbouwd. Dit onderzoek kan naar het oordeel van het hof die conclusies dan ook dragen.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat het vuurwerk mogelijk
dummy’sbetrof, dan wel dat de verdachte in de veronderstelling was dat het vuurwerk
dummy’sbetrof, overweegt het hof dat het dossier daarvoor geen enkel aanknopingspunt biedt en de verdachte dit standpunt ook niet aannemelijk heeft gemaakt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij ‘natuurlijk’ wist dat het om vuurwerk ging en dat hij wist dat het uitladen daarvan niet was toegestaan.
Dummy’sdaarentegen zijn legaal (online) verkrijgbaar. Daarnaast heeft een
dummyeen ander gewicht dan het originele vuurwerk en staat op een
dummyook altijd vermeld dat het een
dummyis, wat ook voor de hand ligt nu het verkopen en/of voorhanden hebben van een
dummy, in tegenstelling tot het hebben van een origineel exemplaar, niet strafbaar is. Bovendien kan uit het dossier worden opgemaakt dat de verdachte en/of zijn medeverdachten contact hebben gehad met diverse bedrijven die het originele vuurwerk verkopen en reisbewegingen hebben gemaakt van en naar de landen waar die bedrijven zijn gevestigd.
Verzoeken tot nader onderzoek
Het hof wijst gelet op het voorgaande de verzoeken van de verdediging tot het (laten) doen van destructief onderzoek van het (inmiddels vernietigde) vuurwerk af, nu het hof daartoe geen noodzaak ziet.
Ook het verzoek tot het doen van onderzoek aan het vuurwerk in de vorm van dactyloscopie of DNA-onderzoek zal het hof afwijzen. Voor het (medeplegen van het) voorhanden hebben en/of opslaan van professioneel vuurwerk zoals onder 1 en 2 is tenlastegelegd, is niet vereist of de verdachte (de dozen met daarin) het vuurwerk zelf in zijn handen heeft gehad. Op grond van voorgaande overwegingen is reeds vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Het al dan niet aantreffen van zijn sporen op (de verpakking van) het vuurwerk is in die zin niet relevant.
Vormverzuim en artikel 6 EVRM
Tot slot volgt uit het voorgaande eveneens dat het vernietigen van het vuurwerk, waardoor nader onderzoek daaraan onmogelijk is geworden, in deze geen vormverzuim noch strijd met artikel 6 EVRM oplevert.
Conclusie
Het hof is van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte samen met anderen professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Feit 2
In navolging van de rechtbank oordeelt het hof dat uit het dossier volgt dat er geen vergunning was verleend voor dan wel een melding was gedaan van de opslag van vuurwerk aan de [adres 2] . De verdachte heeft op de zitting in eerste aanleg verklaard dat de loods niet was bedoeld of ingericht om vuurwerk in op te slaan. Het hof acht daarom ook feit 2 bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 15 november 2018 te Vijfhuizen (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 2131 kilogram Chinese rollen (vuurwerk lijst II) en
- 2364 stuks knalvuurwerk en
- 4302 shells en
- 158 flowerbeds,
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 15 november 2018 te Vijfhuizen (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk vuurwerk, te weten:
- 2131 kilogram Chinese rollen (vuurwerk lijst II) en
- 2364 stuks knalvuurwerk en
- 4302 shells en
- 158 flowerbeds,
buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Anders dan de rechtbank oordeelt het hof – in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:941 – dat artikel 1.2.2, derde lid, Vuurwerkbesluit, waar het gaat om het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, niet een zogenoemde lex specialis (bijzondere strafbepaling) is ten opzichte van artikel 1.2.2, eerste lid, Vuurwerkbesluit, zoals bedoeld in artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair en onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht – in geval het hof de verweren van de verdediging verwerpt – een taakstraf op te leggen van 240 uren, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van drie jaren, waaraan bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld.
Onder verwijzing naar met name de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft de raadsman verzocht – zo begrijpt het hof – geen straf op te leggen die tot gevolg heeft dat de verdachte terug moet naar de gevangenis, althans een nieuwe detentie zo kort mogelijk te houden. Ook heeft de raadsman een beroep gedaan op de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opslaan en voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, terwijl het particulier gebruik daarvan verboden is. Het vuurwerk is door de verdachte en zijn medeverdachten in twee bussen naar een loods gebracht, waar een deel van het vuurwerk vervolgens is uitgeladen en opgeslagen. Voor deze opslag zijn niet de daarvoor vereiste vergunningen verleend. De opslag van vuurwerk buiten speciaal daarvoor bestemde inrichtingen brengt aanzienlijke risico’s met zich, met name in het geval van grote hoeveelheden professioneel vuurwerk. Zoals ook de rechtbank overwoog, klemt dat in de onderhavige zaak te meer, nu het vuurwerk werd opgeslagen in een loods waarin iemand woonde, waarin onder meer een straalkachel, een bromfiets en een magnetron aanwezig waren, en die gelegen was in de nabijheid van een tankstation en woningen. De verdachte heeft met zijn handelen dan ook een gevaarlijke situatie gecreëerd.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, en de zeer grote hoeveelheid vuurwerk, komt slechts een (deels ook) vrijheidsbenemende straf als passende straf in aanmerking.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is het hof van oordeel dat op grond van het dossier niet de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte zich (slechts) heeft laten meeslepen door de medeverdachten. De verdachte heeft bewust een volwaardige bijdrage geleverd aan het bewezenverklaarde. Het hof rekent hem dit aan. Ten onrechte probeert de verdachte, ook ter terechtzitting in hoger beroep, zijn rol zo klein mogelijk te houden.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zoals door de rechtbank opgelegd, passend en geboden.
Het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, kort gezegd dat hij drie bedrijven runt waarbinnen het personeel grotendeels afhankelijk van hem is, zullen in strafmatigende zin worden meegewogen. Het hof acht gelet daarop een groter voorwaardelijk strafgedeelte, te weten acht maanden, aan de orde.
Overschrijding van de redelijke termijn
Nu het hoger beroep is ingesteld op 11 juni 2020 en het hof eerst thans, op 11 juli 2023, arrest wijst, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Naar het oordeel van het hof is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met dertien maanden, terwijl die overschrijding niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Om die reden zal het hof het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf (verder) vergroten tot tien maanden.
Het hof zal aldus overgaan tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren.
Alhoewel het bewezenverklaarde geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden, is het hof van oordeel dat gelet op de ernst daarvan niet kan worden volstaan met een taakstraf in combinatie met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging bepleit.

Beslag

De verdachte heeft de inbeslaggenomen Samsung Galaxy J4 gebruikt om WhatsApp-gesprekken te voeren met betrekking tot de handel in professioneel vuurwerk en bestellijsten bij te houden. Ook op 14 november 2018, de dag voor het bewezenverklaarde, zijn WhatsApp-gesprekken gevoerd, waarin wordt gesproken over “lijst”, “rollen” en “morgen”. Deze telefoon, die onder de verdachte is aangetroffen en aan hem toebehoort, houdt dus verband met het bewezenverklaarde – met behulp van deze telefoon is het bewezenverklaarde begaan of voorbereid – en zal worden verbeurd verklaard.
De andere inbeslaggenomen voorwerpen, het geld en de Samsung Galaxy S8, moeten worden teruggegeven aan de verdachte. De Samsung Sm moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1.2.2 en 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde alsmede de partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde ter beschikking stellen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Samsung Galaxy J4 ( 952132 ).
Gelast de teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Geld Euro
Geld: 16x50, 1x20, 2x10, 6x5, muntgeld: 7,15 = 877,15;
- Samsung Galaxy S8 ( 952129 ).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Samsung Sm-G930f ( 952326 ).
Heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. S. Jongeling en mr. A.M.M.E. Doekes - Beijnes, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juli 2023.
mr. A.M.M.E. Doekes - Beijnes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.