ECLI:NL:GHAMS:2023:1665

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
23-002447-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens te late indiening en onmogelijkheid tot hoger beroep tegen tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 31 maart 2021 en een beslissing van 27 augustus 2021, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep tegen het vonnis van 31 maart 2021 evident te laat was ingesteld. De termijn voor het instellen van hoger beroep was immers op 31 maart 2021 aangevangen, en de verdachte had pas op 2 september 2021 hoger beroep ingesteld.

Daarnaast oordeelde het hof dat het hoger beroep tegen de beslissing van 27 augustus 2021, die betrekking had op de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, niet mogelijk was op grond van artikel 6:6:7 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel staat geen hoger beroep toe tegen beslissingen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen.

Gelet op deze overwegingen heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters B.E. Dijkers, S. Jongeling en A.M.M.E. Doekes - Beijnes zitting hadden. De griffier van de zitting was mr. S. den Hartog. Het arrest is openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juni 2023.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002447-21
datum uitspraak: 27 juni 2023
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis dan wel de beslissing van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2021 respectievelijk 27 augustus 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13-172620-20, 13-058452-21 (gevoegd ter terechtzitting), 23-003523-18 (TUL) en 15-009114-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 juni 2023.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkheidverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De politierechter heeft op 31 maart 2021 vonnis gewezen in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-172620-20 en 13-058452-21 en daarbij beslissingen genomen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen onder de parketnummers 2300352318 en 15-009114-19. De verdachte is in de gevoegde zaken veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 38 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
Op 27 augustus 2021 is door de politierechter een afzonderlijke beslissing genomen op een vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder het parketnummer 13-172620-20; de politierechter heeft de tenuitvoerlegging gelast van de 38 dagen gevangenisstraf.
Uit de akte instellen rechtsmiddel met de parketnummers 13-172620-20, 13-058452-21, 23-003523-18 en 15-009114-19 volgt dat de verdachte op 2 september 2021 hoger beroep heeft ingesteld tegen ‘het vonnis van 27 augustus 2021’. Voor zover de verdachte heeft bedoeld hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 31 maart 2021, waarmee vermelde parketnummers corresponderen, overweegt het hof dat dit evident te laat is ingesteld. Voornoemd vonnis is immers op tegenspraak gewezen, waardoor de termijn voor het instellen van hoger beroep van veertien dagen zoals bedoeld in artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering op 31 maart 2021 is aangevangen. De verdachte kan om die reden niet in het hoger beroep worden ontvangen voor zover dit ziet op voornoemd vonnis.
Uit de volmacht instellen rechtsmiddel hoger beroep van 2 september 2021, zoals aangehecht aan de hiervoor vermelde akte instellen rechtsmiddel, lijkt te volgen dat de verdachte heeft bedoeld hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van 27 augustus 2021, welke datum ook in de akte is vermeld. Nu de beslissing van 27 augustus 2021 echter de beslissing op een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf inhoudt wegens overtreding van de bijzondere voorwaarden, waartegen geen hoger beroep mogelijk is op grond van artikel 6:6:7 van het Wetboek van Strafvordering, oordeelt het hof dat de verdachte eveneens niet in het hoger beroep kan worden ontvangen voor zover dit ziet op voornoemde beslissing van 27 augustus 2021.
De verdachte zal dan ook niet-ontvankelijk in het hoger beroep worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. S. Jongeling en mr. A.M.M.E. Doekes - Beijnes, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juni 2023.
mr. A.M.M.E. Doekes – Beijnes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.