ECLI:NL:GHAMS:2023:1665
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- B.E. Dijkers
- S. Jongeling
- A.M.M.E. Doekes - Beijnes
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens te late indiening en onmogelijkheid tot hoger beroep tegen tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 31 maart 2021 en een beslissing van 27 augustus 2021, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep tegen het vonnis van 31 maart 2021 evident te laat was ingesteld. De termijn voor het instellen van hoger beroep was immers op 31 maart 2021 aangevangen, en de verdachte had pas op 2 september 2021 hoger beroep ingesteld.
Daarnaast oordeelde het hof dat het hoger beroep tegen de beslissing van 27 augustus 2021, die betrekking had op de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, niet mogelijk was op grond van artikel 6:6:7 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel staat geen hoger beroep toe tegen beslissingen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen.
Gelet op deze overwegingen heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters B.E. Dijkers, S. Jongeling en A.M.M.E. Doekes - Beijnes zitting hadden. De griffier van de zitting was mr. S. den Hartog. Het arrest is openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juni 2023.