Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 4 januari 2020 te Oostzaan ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de linker (boven)zijde van diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 4 januari 2020 te Oostzaan aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekverwonding aan het (boven)lichaam en/of een scheur in het diafragma (middenrif) en/of een subtotale klaplong, heeft toegebracht door met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de linker (boven)zijde van zijn lichaam te steken;
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Amsterdam een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een machete, waarvan het lemmet meer dan een snijkant had heeft gedragen.
Vonnis waarvan beroep
Bespreking van het bewijsverweer ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Bewezenverklaring
hij op 4 januari 2020 te Oostzaan ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met een mes in de linker bovenzijde van diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 7 januari 2020 te Amsterdam een wapen van categorie IV onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een machete, waarvan het lemmet meer dan één snijkant had, heeft gedragen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen
Beslag
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2018, in de zaak met parketnummer 13-684159-18, opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 25 uren subsidiair 12 dagen jeugddetentie; en
- de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 december 2018, in de zaak met parketnummer 13-203225-18, opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
geldboetevan
€ 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
€ 7.609,95 (zevenduizend zeshonderdnegen euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 109,95 (honderdnegen euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.609,95 (zevenduizend zeshonderdnegen euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 109,95 (honderdnegen euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
73 (drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
[verdachte]
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 5 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 14 en 15].
mededelingen van verbalisanten:
2. Een proces-verbaal aangifte van 6 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 35 tot en met 41].
verklaring van [slachtoffer]:
het hof begrijpt: de verdachte) op mij afkomen. Hij wilde mij aanvallen. [verdachte] en ik kwamen in gevecht en kwamen op de grond terecht. Op het moment dat ik opstond, zag ik dat [verdachte] achter mij stond. Ik zag dat hij van dat rastahaar,
dreadlocks, had. Ik zag dat hij iets in zijn linkerhand vasthad en dat hij met zijn linkerhand een stekende beweging maakte naar mijn linkerzij. Ik voelde dat hij iets scherps in mijn zij prikte.
het hof begrijpt: de verdachte).
3. Een geschrift, te weten een medische verklaring van het Amsterdam UMC, van 7 januari 2020 [doorgenummerde pagina’s 42 tot en met 44].
bevindingen van coassistent S.B.M. van den Heuvel en traumachirurg J.A. Halm:
het hof begrijpt: 2020) opgenomen op de afdeling traumachirurgie.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 5 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina’s 92 tot en met 96].
verklaring van [getuige 1]:
dreadlocksde jongen die gestoken is aanvallen. Ik zag dat de lange jongen op de jongen die gestoken is sprong. Ik hoorde een harde schreeuw van de jongen die gestoken is.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 5 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina’s 97 tot en met 101].
verklaring van [getuige 2]:
het hof begrijpt: [slachtoffer]) had gestoken, hield [slachtoffer] in een soort houdgreep. Ik zag vervolgens een mes in de hand van de jongen die [slachtoffer] had gestoken. Ik zag de punt van het mes. Ik zag dat de kleur zilverkleurig was. De jongen die heeft gestoken was best wel lang. Zijn huidskleur was licht getint. Hij was de enige op het feest met
dreadlocks.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 augustus 2023.
dreadlockshad.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 juni 2021.
Een proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 200 en 201].