Op 1 augustus 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de aftrek van specifieke zorgkosten door belanghebbende voor het jaar 2017. De zaak betreft een geschil tussen belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde J.A. Klaver, en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.465, en had daarbij belastingrente in rekening gebracht. Na bezwaar werd de aanslag verminderd tot € 27.272, maar belanghebbende was het hier niet mee eens en ging in beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop volgde het hoger beroep bij het Hof.
In hoger beroep was de kern van het geschil of belanghebbende recht had op een hogere aftrek van specifieke zorgkosten dan door de inspecteur was toegestaan. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de extra uitgaven aan kleding en beddengoed die voortvloeiden uit ziekte of invaliditeit. De verklaringen van de huisartsen werden als te algemeen en onvoldoende specifiek beoordeeld. Het Hof concludeerde dat de bewijslast voor de extra uitgaven bij belanghebbende lag en dat hij hierin niet was geslaagd. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd door het Hof bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.