ECLI:NL:GHAMS:2023:2302

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-003458-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besturen van een auto onder invloed van lachgas met vrijspraak voor snelheidsovertreding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het besturen van een personenauto onder invloed van lachgas en van het rijden met een te hoge snelheid. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 september 2019 te Wieringerwerf een auto bestuurde terwijl hij onder invloed was van lachgas, wat wettig en overtuigend bewezen is. De verklaring van een passagier, getuige [getuige 1], werd als betrouwbaar beschouwd, en ondersteunde de conclusie dat de verdachte niet in staat was om de auto op een veilige manier te besturen. De verdachte werd echter vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, namelijk het rijden met een te hoge snelheid, omdat de getuigenverklaringen niet voldoende bewijs boden voor deze beschuldiging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een geldboete op van €500 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen en de verantwoordelijkheden van bestuurders.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003458-21
datum uitspraak: 9 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-242640-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 oktober 2022 en 25 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Medemblikkerweg N240, met hoge snelheid althans met een ter plaatse niet verantwoorde snelheid heeft gereden waarna en/of (mede)waardoor hij, verdachte, de controle over het door hem bestuurde voertuig is verloren, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Standpunt van de advocaat-generaal ten aanzien van het bewijs

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hiertoe is, samengevat, aangevoerd dat de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar moet worden geacht en er geen reden is om aan deze verklaring te twijfelen. De verdachte was niet tot behoorlijk besturen in staat, hetgeen mede blijkt uit het rijden tegen een boom op een rechte weg. Dat de verdachte niet met verantwoorde snelheid heeft gereden blijkt voorts uit de getuigenverklaring van [getuige 2].

Standpunt van de verdediging ten aanzien van het bewijs

De raadsman heeft zich overeenkomstig zijn pleitaantekeningen op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1, samengevat, aangevoerd dat getuige [getuige 1] ongeloofwaardig en onbetrouwbaar heeft verklaard. Er is onvoldoende wettig bewijs dat de verdachte reed onder invloed van lachgas. De gasflessen lagen achter in de auto.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging, samengevat, bepleit dat de verdachte niet harder dan de toegestane snelheid heeft gereden, hetgeen blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1].

Overwegingen van het hof

Feit 1
Het hof stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de verdachte op 29 september 2019 te Wieringenwerf een personenauto heeft bestuurd. [getuige 1] zat als passagier bij de verdachte in de auto. De autorit is geëindigd in een ongeval, waarbij de auto van de weg af is geraakt en tegen een boom is aangebotst en daardoor uiteindelijk tot stilstand is gekomen.
De eerste vraag die het hof heeft te beantwoorden is of de verdachte de personenauto heeft bestuurd onder invloed van lachgas.
[getuige 1] heeft als getuige verklaard over gebruik van lachgas door de verdachte tijdens het besturen van de auto, het laatst nog tegenover de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit hof. De verdediging heeft de betrouwbaarheid van getuige [getuige 1] betwist. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [getuige 1] voldoende steun vinden in de overige inhoud van het dossier en acht deze daarom betrouwbaar. Het hof zal de verklaring die [getuige 1] daags daarna, op 30 september 2019, toen haar herinnering nog vers was, gebruiken voor het bewijs.
[getuige 1] heeft op 30 september 2019 bij de politie verklaard dat zij bij de verdachte in de auto is gestapt, dat zij zouden gaan chillen en dat ze rondjes hebben gereden. In de auto lagen lachgasspullen zoals ballonnen en cilinders. Naast de versnellingspook stond aan de bijrijderskant, naast het linkerbeen van de getuige, een lachgastank. Her en der lagen gebruikte ballonnen. In het portier aan de bestuurderskant zat een zakje met ongebruikte ballonnen. De verdachte heeft volgens deze verklaring tijdens het rijden ongeveer dertig keer met zijn rechterhand een ballon uit het zakje gepakt en gevuld met lachgas uit de tank naast de versnellingspook. De met lachgas gevulde ballonnen deed hij in zijn mond, hij inhaleerde en blies weer uit in de ballon.
De verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund door de volgende uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden.
In de auto zijn een drietal gasflessen en een groot aantal ballonnen aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een aanvullend proces-verbaal van 17 februari 2023 geverbaliseerd dat hij heeft gezien dat er een gasfles tussen de benen van getuige [getuige 1] stond toen zij na het ongeval bekneld in de auto werd aangetroffen. Hij heeft deze gasfles van de passagierskant van de auto weggehaald en op de achterbank, bij de andere twee gasflessen, gelegd. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan dit ambtsedig opgemaakte proces-verbaal. Dat er een gasfles vóór in de auto aanwezig was toen de politie na het ongeval ter plaatse kwam, wordt bovendien ondersteund door de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], als vastgelegd in diens proces-verbaal van 30 januari 2023. Hij heeft immers gezien dat er een gasfles door een collega achter in de auto is gelegd. In de auto lagen daarnaast op verschillende plekken ballonnen, waaronder bij de pedalen. Ongeveer twintig centimeter onder de plek waar de verdachte met zijn hoofd tegen de voorruit was gekomen zat een ballon vast in het glas. Dit gebeurt, aldus het rapport van de Regionale Recherche/Specialistische Ondersteuning/Forensische Opsporing/Verkeersongevallen van de politie eenheid Noord–Holland, wanneer een ballon tijdens een aanrijding met kracht tegen de voorruit aan komt en de voorruit dan barst. De ballon wordt daardoor in de barst geperst en blijft vastzitten.
Ten slotte is uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gebleken dat de in de auto aangetroffen gasflessen alle drie lachgas bevatten.
Op basis van het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht het hof, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte toen en daar de personenauto heeft bestuurd terwijl hij lachgas had geïnhaleerd.
De volgende door het hof te beantwoorden vraag is of lachgas dient te worden beschouwd als een stof, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De omstandigheid dat ten tijde van het ten laste gelegde lachgas (nog) geen verboden stof in de zin van de Opiumwet was, betekent niet dat het geen psychoactief middel in de zin van paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 [1] kan zijn. Deze paragraaf bevat geen limitatief bedoelde beschrijving van wat een psychoactief middel is, maar geeft wel aan dat alcohol en drugs hieronder begrepen moeten worden. Geschiktheid zoals bedoeld in deze Regeling heeft betrekking op de lichamelijke en geestelijke kwaliteiten op grond waarvan een persoon wel of niet, of voor een beperkte tijdsduur dan wel op voorwaarden, geschikt is voor het besturen van een motorrijtuig.
Op de Digitale factsheet “Informatie over lachgas voor professionals” (laatstelijk gewijzigd op 28 november 2022) op de website van het Trimbos-instituut [2] is over de werking en effecten van lachgas het volgende geschreven – voor zover hier van belang –:
Lachgas werkt in de hersenen op de receptoren voor glutamaat. Glutamaat is een neurotransmitter. Via neurotransmitters kunnen zenuwcellen met elkaar communiceren. Zo kunnen onze hersenen goed functioneren. Glutamaat is verantwoordelijk voor de manier waarop informatie verwerkt wordt in de hersenen. Bij lachgasgebruik werkt glutamaat tijdelijk niet zo goed. Door lachgas gaan mensen dingen anders zien of horen. Geluiden lijken langzamer of zijn vervormd. Soms horen mensen een bel of een gonzend geluid. De effecten treden vrijwel meteen op. Lachgas geeft een roes: het lijkt een beetje op dronken zijn. Mensen voelen minder pijn en hun spieren ontspannen. De effecten duren kort. Na 1 tot 5 minuten is lachgas uitgewerkt. Maar de effecten houden langer aan bij gebruik van meerdere ballonnen achter elkaar. Hoe lang precies is nog onbekend.
Op grond hiervan concludeert het hof dat lachgas een stof is als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Hieruit vloeit verder voort dat geconstateerd kan worden dat de verdachte op momenten heeft gereden in een roes en gedurende die tijdstippen onder zodanige invloed was van een stof die de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
De verdachte heeft ten slotte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij een dag voor het ongeval lachgas had gebruikt. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte bekend was met dit middel en redelijkerwijs moest weten wat de gevolgen van lachgas (kunnen) zijn. Bovendien is uit algemeen toegankelijke bronnen – zoals het eerdergenoemde Trimbos-instituut – zonder noemenswaardige moeite te achterhalen dat gebruik van lachgas de rijvaardigheid kan verminderen. Op het internet is meer dan voldoende informatie te vinden over de negatieve gevolgen van het inhaleren van lachgas, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de negatieve effecten van het gebruik van lachgas voor het autorijden.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de verdachte, minst genomen, redelijkerwijs moest weten dat het inhaleren van lachgas zijn rijvaardigheid, in negatieve zin, zou beïnvloeden en hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Het hof acht hiermee wettig en overtuigend bewezen wat onder feit 1 ten laste is gelegd.
Feit 2
Het hof gaat, zoals hiervoor reeds uiteengezet, uit van de verklaring die getuige [getuige 1] op 30 september 2019 bij de politie heeft afgelegd. Blijkens deze verklaring heeft de getuige op de kilometerteller gekeken en heeft zij gezien dat de verdachte tachtig tot negentig kilometer per uur reed op de Medemblikkerweg N240. Op deze weg is het toegestaan om tachtig kilometer per uur te rijden. De verklaring van deze getuige laat de mogelijkheid open dat de verdachte zich aan de ter plaatse geldende snelheidslimiet heeft gehouden. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de verdachte met hoge snelheid kwam aanrijden, dat hij niet wist hoe hard de verdachte precies had gereden en dat de verdachte hard remde waarbij veel blauwe rook onder de auto vandaan kwam. Ook uit deze verklaring valt niet af te leiden dat de verdachte harder dan de ter plaatse toegestane snelheid reed. De geldende maximumsnelheid mag verondersteld worden voor de ter plaatse geldende omstandigheden verantwoord te zijn, behalve voor zover er bijzondere omstandigheden zouden zijn die dit anders maken. Daarvan is niet gebleken. Dit betekent dat niet kan worden bewezen dat de verdachte met een zo hoge snelheid althans met een ter plaatse niet verantwoorde snelheid heeft gereden dat hij (mede) daardoor de controle over het door hem bestuurde voertuig heeft verloren waardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt of verkeer op die weg werd gehinderd of kon worden gehinderd. Naar het oordeel van het hof is dus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 september 2019 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, als bestuurder van een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Het hof heeft hierbij de in de tenlastelegging opgenomen pleegdatum van – op of omstreeks – 1 oktober 2019 verbeterd gelezen. De verdachte wordt hierdoor redelijkerwijs niet in zijn verdediging geschaad, nu er van zijn kant geen misverstand bestaat over de datum waarop het onder 1 ten laste gelegde feit zich heeft voltrokken.
Hetgeen onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor feit 1 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van vijftig uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden, telkens met een proeftijd van twee jaren (en voor feit 2 tot een voorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro met een proeftijd van twee jaren).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met telkens een proeftijd van twee jaren (en tot een onvoorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro voor het onder feit 2 ten laste gelegde).
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto terwijl hij onder invloed was van lachgas. Hij is de macht over het stuur verloren en met zijn auto tegen een boom aan gereden. De verdachte en zijn ex-vriendin hebben daarbij allebei letsel opgelopen. De verdachte heeft met zijn handelen anderen en zichzelf in gevaar gebracht en zich niet gedragen als een verantwoordelijk bestuurder.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 september 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Ook blijkt daaruit niet dat de verdachte sinds het hier aan de orde zijnde feit nog met politie en/of justitie in aanraking is gekomen. Het hof weegt een en ander in het voordeel van de verdachte mee.
Het hof is, alles afwegende en mede gelet op het feit dat de verdachte een eenzijdig ongeval heeft veroorzaakt, van oordeel dat een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte in combinatie met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. R.A.E. van Noort en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van
mr. M.S. Jansen en mr. M.C. de Rade, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2023.
mr. Bruinsma en mr. Jansen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Regeling eisen geschiktheid, in werking getreden met ingang van 1 juni 2000, 18 mei 2000/Nr. CDJZ/WBI/2000-612 Centrale Directie Juridische Zaken, Stcrt 23 mei 2000, nr. 99/pag. 10.
2.Het Trimbos-instituut is een onafhankelijk, wetenschappelijk kennisinstituut voor mentale gezondheid, alcohol, tabak en drugs.