Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
€ 2.250.000,- verkocht aan AHOS-Allround Vastgoed B.V. De boekhouder van erflater en de zaakwaarnemer van de weduwe, [naam 4] (hierna: de boekhouder), was de zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder van deze vennootschap. De koopovereenkomst is opgesteld door de notaris.
- de leveringsakte waarbij het woonhuis door de weduwe werd geleverd aan de boekhouder;
- een eerste recht van hypotheek op het woonhuis ten laste van de boekhouder en ten behoeve van [bedrijf] B.V. ten bedrage van een hoofdsom van € 844.500,-;
- een tweede recht van hypotheek op het woonhuis ten laste van de boekhouder en ten behoeve van de weduwe ten bedrage van een hoofdsom van € 1.450.000,-.
4.De klacht
1) niet dan wel onvoldoende heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht;
2) niet dan wel onvoldoende heeft voldaan aan zijn zorgplicht ten opzichte van derden.
5.Beoordeling
Door de transactie tussen de weduwe en de boekhouder worden de schuldeisers van de nalatenschap benadeeld omdat verreweg het grootste verhaalsobject in die nalatenschap voor een (veel) te laag bedrag door de weduwe werd verkocht aan de boekhouder, en waarbij dat bedrag slechts werd aangewend tot aflossing van de hypotheekschuld en er voor de overige schuldeisers van de nalatenschap niets anders resteerde dan een vordering op de weduwe, die geen verhaal meer biedt. Naast het benadelende karakter gelegen in de termijn van aflossing van de geldlening voor het restant van de koopsom, verkreeg de weduwe over deze uitgestelde betaling immers slechts twee procent rente en een tweede hypotheek op het woonhuis.
De weduwe mocht in een gedeelte van het woonhuis blijven wonen. De daarvoor aangegane huurverplichting komt nagenoeg overeen met de rentebetalingsverplichting van de boekhouder aan de weduwe. Deze door de weduwe en de boekhouder gesloten transactie ‘met gesloten beurzen’ lijkt er op gericht te zijn om de schuldeisers van de nalatenschap en van de weduwe te benadelen.
Door onvoldoende kritisch te zijn en zijn onderzoeksplicht niet serieus te nemen heeft de notaris gefaciliteerd dat de weduwe het woonhuis op die manier aan verhaal voor de gezamenlijke schuldeisers heeft kunnen onttrekken en diverse andere rechtshandelingen heeft verricht waardoor de schuldeisers zijn benadeeld. Daardoor heeft de notaris zijn zorgplicht tegenover die derden geschonden, aldus klager.
7 mei 2019 rekening heeft gehouden met de belangen van schuldeisers voor zover deze hem bekend waren dan wel konden zijn. Er waren twee bekende schuldeisers met een opeisbare vordering, waaronder de bank. Voor zover de notaris had begrepen, waren er flinke betalingsachterstanden bij de bank waardoor een vrijwillige in plaats van executoriale verkoop van het woonhuis wenselijk was. De notaris moest dus meewegen of een levering tegen de getaxeerde waarde schade voor de weduwe zou beperken.
Wat betreft de door klager gestelde claims van de donorkinderen van erflater, stelt de notaris dat de criteria uit het Novitaris-arrest niet van toepassing zijn. Het ging op dat moment louter nog om speculaties in de pers. Daar kan en mag een notaris zich in het kader van zijn ministerieplicht niet door laten leiden. De donorkinderen waren als mogelijke schuldeisers op dat moment voor hem en voor de weduwe nog volledig anonieme derden. Klager stelt dat erflater bij leven al aansprakelijk is gesteld door een groep van donorkinderen wegens onrechtmatige daad en wanprestatie. De notaris was hiermee niet bekend en kon hiermee – naar objectieve maatstaven – ook niet bekend zijn. Klager heeft geen enkel bewijsstuk overgelegd waaruit blijkt dat er procedures zijn gevoerd of gepoogd is beslag te laten leggen door de donorkinderen, terwijl deze geacht moeten worden bekend te zijn geweest met het overlijden van erflater. De donorkinderen hebben ook geen conservatoir beslag op het woonhuis gelegd waaruit hun claim op (de nalatenschap van) erflater aan de notaris had kunnen blijken. De door klager bepleite oprekking van de Novitaris-criteria – in die zin dat een notaris ook rekening zou moeten houden met mogelijke belangen van volkomen onbekende derden – zal tot een onwerkbare situatie voor de notariële praktijk en tot rechtsonzekerheid leiden. Het gaat er om of voor de notaris op 7 mei 2019, de datum waarop de door hem gepasseerde aktes zijn verleden, aanleiding was om zijn ministerie op te schorten of te weigeren. De notaris kon op basis van de aan hem ter beschikking staande objectieve gegevens, globaal tot het oordeel komen dat er geen beletselen waren om zijn ministerie niet te verlenen.
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van klager leidt tot oplegging van dezelfde maatregel, ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – af van een kostenveroordeling in hoger beroep; de door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft in stand.