ECLI:NL:GHAMS:2023:2423

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
23-002901-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis eerste aanleg wegens belaging en schending van schorsingsvoorwaarden met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 oktober 2021. De verdachte is beschuldigd van belaging van een slachtoffer, waarbij hij gedurende een periode van zes maanden herhaaldelijk contact heeft gezocht via sociale media en het slachtoffer heeft gevolgd en aangesproken. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 233 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en had bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd omdat er geen proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank beschikbaar was, waardoor het hof niet kon vaststellen of het vonnis op een deugdelijk onderzoek was gebaseerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, wat wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door herhaaldelijk berichten te sturen en het slachtoffer te volgen. Het hof heeft de strafmaat herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 232 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en behandeling bij De Waag. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor een periode van 2 jaar. Het hof heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel opgeheven, omdat er na de overtreding van de schorsingsvoorwaarden geen nieuwe incidenten zijn voorgevallen. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die door de belaging in een depressie is geraakt en therapie heeft ondergaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002901-21
datum uitspraak: 19 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 oktober 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 15-096167-21 en 15-102583-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1999 ,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving van de tenlastelegging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2020 tot en met 15 juni 2021 te Zaandam , gemeente Zaanstad , en/of te Krommenie , gemeente Zaanstad , en/of te Badhoevedorp , gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • met grote regelmaat berichten naar deze [slachtoffer] te sturen middels whatsapp en/of sms en/of andere (social) media, en/of
  • met grote regelmaat deze [slachtoffer] op te zoeken en/of te volgen en/of aan te spreken tijdens het reizen door deze [slachtoffer] van en naar haar woning en/of school, en/of
  • zich op te houden in de omgeving van de school en/of de woning van [slachtoffer] , terwijl verdachte in die omgeving geen andere bezigheden heeft, en/of
  • geld voor haar voeten te werpen, daarbij zeggend dat hij haar en haar familie kon kopen, en/of
  • ondanks een door de rechter opgelegd contactverbod deze [slachtoffer] via email opnieuw te benaderen met – samengevat – de boodschap dat hij haar nodig had,
  • en bij bovengenoemde handelingen (telkens) toespelingen van relationele en/of seksuele aard te maken,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof niet beschikt over een proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank en om die reden niet kan vaststellen of het vonnis is gebaseerd op een deugdelijk onderzoek dat niet lijdt aan een zogenoemde substantiële nietigheid.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 december 2020 tot en met 15 juni 2021 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • met grote regelmaat berichten naar deze [slachtoffer] te sturen middels whatsapp en andere (social) media, en
  • met grote regelmaat deze [slachtoffer] op te zoeken en te volgen en aan te spreken tijdens het reizen door deze [slachtoffer] van en naar haar woning en school, en
  • zich op te houden in de omgeving van de school van [slachtoffer] , terwijl verdachte in die omgeving geen andere bezigheden heeft, en
  • geld voor haar voeten te werpen, daarbij zeggend dat hij haar en haar familie kon kopen, en
  • ondanks een door de rechter opgelegd contactverbod deze [slachtoffer] via email opnieuw te benaderen met de boodschap dat hij haar nodig had,
  • en bij bovengenoemde handelingen (telkens) toespelingen van relationele aard te maken,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 233 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met bijzondere voorwaarden alsmede tot een (dadelijk uitvoerbare) vrijheidsbeperkende maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 232 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De advocaat-generaal heeft de oplegging verzocht van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en de verplichting tot het volgen van een ambulante behandeling. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd die bestaat uit een contactverbod voor een periode van 3 jaar, met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging door aangeefster, die toen 17 jaar was, gedurende een periode van ongeveer vijf maanden veelvuldig berichten via sociale media, zoals WhatsApp en Snapchat, te sturen en op straat te volgen en aan te spreken wanneer zij van en naar school reisde. De verdachte is haar tot op het schoolplein gevolgd en heeft zich daar (in de buurt) opgehouden. Nadat de verdachte op 15 juni 2021 was geschorst, heeft hij de schorsingsvoorwaarden overtreden door weer via de mail contact te zoeken met aangeefster. De verdachte heeft hiermee grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Belaging is een ernstig feit dat diep ingrijpt in het leven van het slachtoffer en dat het dagelijks leven van het slachtoffer volledig kan gaan beheersen. De verdachte heeft de grenzen van het slachtoffer niet gerespecteerd en enkel oog gehad voor zijn eigen (onbeantwoorde) gevoelens. Door het slachtoffer is het handelen van verdachte als zeer beangstigend en bedreigend ervaren. In de in hoger beroep overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring beschrijft aangeefster dat de impact van het handelen van de verdachte zo groot was dat zij zich niet kon concentreren op school en in een depressie raakte. Zij heeft EMDR-therapie ondergaan, maar heeft nog steeds nachtmerries en is angstig. Gezien de aard en ernst van het tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf passend.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 september 2023 is de verdachte eerder ter zake belaging onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit mee in het nadeel van de verdachte. Door bovendien in juni 2021 de schorsingsvoorwaarden te overtreden, heeft de verdachte nogmaals laten zien dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Voorts blijkt daaruit dat hij op dat moment zelfs niet door een contactverbod van de rechtbank was te begrenzen.
Op 7 juni 2021 is een Pro Justitia rapport opgesteld door GZ-psycholoog drs. [psycholoog] . De psycholoog concludeert dat er bij verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische kenmerken. Indien hij gevoelens voor iemand heeft ontwikkeld, vindt hij het erg moeilijk zich voor te stellen en te begrijpen dat deze gevoelens niet wederzijds hoeven te zijn. Indien hij wordt afgewezen, vindt hij dit moeilijk te accepteren en is hij geneigd om de ander ervan te willen overtuigen dat de relatie stand kan houden, waarbij hij grensoverschrijdend gedrag kan vertonen. De kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten wordt ingeschat als matig-hoog. Om deze kans op recidive te verlagen en de problematiek te doorbreken, is de psycholoog van mening dat een ambulante behandeling bij een forensische poli zoals De Waag nodig is. De behandeling dient zich te richten op het omgaan met afwijzing, het reguleren van zijn emoties die bij afwijzing ontstaan en het leren voorkomen van grensoverschrijdend gedrag bij verlating.
De Reclassering concludeert in haar rapport van 28 september 2021 eveneens dat behandeling in combinatie met een meldplicht nodig is. Deze zou echter niet uitvoerbaar zijn omdat de verdachte in eerdere stadia duidelijk heeft aangegeven geen heil te zien in ambulante behandeling. Ter terechtzitting in hoger beroep, inmiddels twee jaar na dit reclasseringsadvies, heeft de verdachte verklaard dat hij denkt dat behandeling bij de Waag hem kan helpen en heeft hij gezegd bereid te zijn een behandeling te volgen.
Het hof ziet in de conclusies van de psycholoog en de reclassering en het verhandelde ter terechtzitting aanleiding om aan de verdachte een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met de in voornoemde rapportages geïndiceerde ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde. Om die behandeling op te kunnen starten en te kunnen monitoren, zal daarnaast reclasseringstoezicht worden opgelegd.
Daarnaast zal het hof aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel opleggen, die bestaat uit een contactverbod met de aangeefster waarbij de verdachte op geen enkele manier contact mag zoeken met aangeefster, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheid dat de verdachte eerder voor belaging is veroordeeld, de matig-hoge kans op toekomstige recidive volgens voornoemde rapportages, en het gegeven dat de verdachte destijds zijn schorsingsvoorwaarden heeft geschonden door contact met aangeefster te zoeken. Omdat zich na voornoemde overtreding van het contactverbod geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan, ziet het hof onvoldoende aanleiding om daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen. Het hof zal om die reden het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid opheffen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk is, van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 juli 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof ziet in hetgeen hiervoor bij de strafmotivering is overwogen, aanleiding om, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, een taakstraf van hierna te melden duur te gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
232 (tweehonderdtweeëndertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat
  • de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
  • de verdachte gedurende de proeftijd van
  • geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht,
  • de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen,
  • dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte:
  • zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] ten behoeve van het opstarten en monitoren van de hiernavolgende behandeling, waarbij hij zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
  • zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De verdachte zal zich hierbij houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2003 te [geboorteland].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van het arrest onderworpen is geweest aan een dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in mindering zal worden gebracht.
Heft het door de rechtbank gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid op.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 juli 2019 met parketnummer 15-102583-19, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met proeftijd van 2 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. R.P. den Otter en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2023.
mr. W.S. Ludwig is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.