ECLI:NL:GHAMS:2023:2501

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
23-001869-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende voorbereiding van diefstal met geweld in vereniging met gebruik van een machete

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2008, was beschuldigd van de voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging, waarbij hij samen met een medeverdachte op zoek ging naar een slachtoffer. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een auto, bivakmuts, handschoenen en een machete, die bestemd waren voor het begaan van een straatroof. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 september 2023 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de machete in de auto en daar beschikkingsmacht over had. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich in de nacht van 2 september 2022 in de auto van de moeder van de verdachte bevonden, op zoek naar een slachtoffer om te beroven. Het hof heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging bevestigd en het vonnis van de kinderrechter vernietigd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafoplegging omvatte een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001869-23
datum uitspraak: 5 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-222812-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2008,
adres: [adres01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 september 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 2 september 2022 te Amstelveen en/of Abcoude en/of Vinkeveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld (straatroof), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten - een auto en/of - een bivakmuts en/of - een paar handschoenen en/of - een machete, althans een scherp voorwerp, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;

2.hij op of omstreeks 2 september 2022 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete van het merk elk Ridge, model ER-523, voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Hoewel het hof zich grotendeels kan verenigen met het vonnis van de kinderrechter, komt het hof tot een enigszins andere bewijsoverweging en tot een andere strafoplegging, mede naar aanleiding van nieuwe informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Bewijsoverweging
Feit 1
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe, kort samengevat, primair aangevoerd dat geen sprake is van voorbereidingshandelingen nu de machete en de bivakmuts naar hun uiterlijke verschijningsvorm en gebruik niet bestemd waren tot het begaan van een straatroof. Het dossier bevat filmpjes waar de verdachte de bivakmuts op heeft, zonder dat daar strafbare feiten mee worden gepleegd. De medeverdachte heeft verklaard dat hij de machete enkel mee had genomen om aan de verdachte te laten zien. De handschoenen en auto zijn geen goederen die specifiek tot doel hebben een straatroof te plegen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 2 september 2022 midden in de nacht in de auto van zijn moeder is gaan joyriden. Hierbij heeft hij een witte bivakmuts in de auto meegenomen. De verdachte heeft vervolgens medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) opgehaald die een zwarte bivakmuts, (werk-)handschoenen en een machete bij zich had. De verdachte heeft op enig moment de machete vastgehouden waarna [medeverdachte01] heeft geopperd iemand te overvallen. Vervolgens hebben de verdachte en [medeverdachte01] in Abcoude rondgereden op zoek naar een slachtoffer, maar troffen daar niemand aan op straat. De verdachte en [medeverdachte01] zijn toen doorgereden naar Vinkeveen waar ze een man met een Louis Vuittontas tegenkwamen. De verdachte heeft toen besloten de auto niet tot stilstand te brengen en is naar Amstelveen doorgereden en daar samen met de medeverdachte aangehouden.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte en medeverdachte met het gebruik daarvan voor ogen hadden.
Het hof is van oordeel dat de bivakmuts, de (werk-)handschoenen en de machete naar hun uiterlijke verschijningsvorm, het gebruik en het misdadige doel dat de verdachte en [medeverdachte01] voor ogen hadden, dienstig konden zijn en bestemd waren tot het begaan van een straatroof. De auto heeft in dit licht ook een criminele bestemming. Aldus is bewezen dat de middelen bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf.
Het hof acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van de machete, nu geen sprake is van beschikkingsmacht.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen allereerst is vereist dat de verdachte een wapen bewust aanwezig heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. In het licht van medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met de medeverdachte die was gericht op het voorhanden hebben van een wapen.
Het hof overweegt dat uit de gebruikte bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de machete in de auto. De verdachte had ook beschikkingsmacht ten aanzien van die machete. De verdachte heeft immers het wapen gezien en aangeraakt, het wapen is in de auto gelegd in directe nabijheid van de verdachte en de verdachte heeft vervolgens de beslissing genomen om als bestuurder met de machete in de auto rond te rijden. Het onder 2 ten laste gelegde is dan ook bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 2 september 2022 te Amstelveen en Abcoude en Vinkeveen tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld (straatroof), opzettelijk voorwerpen en vervoersmiddelen, te weten

- een auto en
- een bivakmuts en
- een paar handschoenen en
- een machete
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
2.
hij op 2 september 2022 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete van het merk Elk Ridge, model ER-523, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
het onder 1 bewezenverklaarde:
voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
het onder 2 bewezenverklaarde:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Subsidiair heeft de raadsvrouw ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. De raadsvouw heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred. Om intrinsieke redenen heeft de verdachte besloten de auto niet tot stilstand te brengen bij het zien van de persoon met een Louis Vuittontas in Vinkeveen. Er is derhalve geen sprake van een onder invloed van uitwendige prikkels genomen besluit.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van vrijwillige terugtred. De voorbereidingshandelingen waren al voltooid toen de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen in de auto werden meegenomen met als doel een straatroof te plegen. Er was dus geen ruimte meer voor vrijwillige terugtred.
Het hof oordeelt als volgt over het verweer.
Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om te kunnen concluderen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Voor het bewijs van het opgeven van de plannen zal veelal een doen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld het zich ontdoen van reeds bijeengebrachte spullen.
Het hof oordeelt dat er sprake is van voltooide voorbereidingshandelingen. Naar oordeel van het hof behelst het dossier geen enkele objectieve aanwijzing dat de verdachte op enig moment op zijn schreden heeft willen terugkeren. De verdachte heeft een lange tijd rondgereden met middelen die konden worden gebruikt voor de beoogde straatroof, zonder zich op enig moment van (een of meerdere van) die middelen te ontdoen. Het enkele doorrijden van de verdachte in Vinkeveen nadat ze een potentieel slachtoffer hadden gevonden, in plaats van daar en toen te stoppen, is niet toereikend om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Daarbij merkt het hof op dat van Abcoude naar Vinkeveen was doorgereden omdat in Abcoude op dat moment geen potentiële slachtoffers te vinden waren. Reeds dat is een van buiten komende omstandigheid die maakt dat van vrijwillige terugtred ten aanzien van het tenlastegelegde geen sprake meer kon zijn.
Het hof verwerpt derhalve het beroep op vrijwillige terugtred.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, betekent dit dat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, bij niet verrichten te vervangen door 30 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uren voorwaardelijk, bij niet te verrichten te vervangen door 15 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg opgelegd, zij het met aangepaste bijzondere voorwaarden.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een taakstraf op te leggen die in lijn is met de duur van het voorarrest. De verdachte is een first offender en is sinds het ten laste gelegde feit niet meer met politie of justitie in aanraking geweest. Voorts heeft de verdachte van meet af aan openheid van zaken gegeven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is midden in de nacht gaan joyriden in de auto van zijn moeder samen met de medeverdachte. Zij zijn daarbij op zoek gegaan naar een slachtoffer om met behulp van een bivakmuts en een machete te beroven. Het is zeer zorgelijk dat de verdachte dit soort plannen maakt.
Het hof heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 september 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Omtrent de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 13 juni 2023, waarin wordt geadviseerd hem een werkstraf op te leggen.
Het hof heeft tevens acht geslagen op hetgeen door mevrouw [naam01] , medewerker bij de Raad voor de Kinderbescherming, en mevrouw [naam02] , gezinsmanager bij Jeugdbescherming Amsterdam, ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht. Daaruit is onder meer gebleken dat de verdachte een goede ontwikkeling doormaakt door de rust en structuur die hem wordt geboden in de setting waarin hij zich nu bevindt. Hij werkt mee en gaat naar school. De verdachte staat in goed contact met de Jeugdreclassering en IFA-coach. Geadviseerd is bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder nuttige dagbesteding, meewerken aan therapie en het project ‘adamas credible messengers’ en verblijf in de [verblijf], en daarbij het jeugdreclasseringstoezicht te handhaven.
Het hof acht, alles afwegende en in aansluiting op de vordering van de advocaat-generaal, een (deels voorwaardelijke) werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 55, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
30 (dertig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het vinden en het behouden van een zinvolle en positieve dag- en vrijetijdsbesteding (waaronder onderwijs volgen volgens rooster);
  • meewerkt aan begeleiding van de IFA-coach;
  • meewerkt aan individuele hulpverlening via ‘
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Chaigneau, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 oktober 2023.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]