ECLI:NL:GHAMS:2023:2650

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
200.324.693/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om eenhoofdig gezag en ontzegging van omgang aan de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder met betrekking tot het ouderlijk gezag en het recht op omgang van de vader met de kinderen. De moeder had in hoger beroep gevraagd om het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen en om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen. De vader verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep en om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De procedure begon met een beschikking van de rechtbank Noord-Holland op 22 december 2022, waarin het gezamenlijk gezag werd gehandhaafd en het verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang te ontzeggen werd afgewezen. De moeder was van mening dat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk gezag in stand had gelaten en dat er gronden waren om de vader het recht op omgang te ontzeggen. De vader voerde aan dat de rechtbank op juiste gronden had beslist.

Het hof heeft de situatie van de kinderen en de ouders zorgvuldig beoordeeld. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en dat het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen moest blijven bestaan. Ook werd vastgesteld dat er geen zwaarwegende belangen waren die een ontzegging van het recht op omgang rechtvaardigden. De kinderen hadden al geruime tijd geen contact met de vader en het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen was dat de vader betrokken bleef bij hun leven, ondanks de huidige onveilige situatie.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, zowel wat betreft het gezamenlijk gezag als het recht op omgang. De ouders werden aangespoord om hun communicatie te verbeteren in het belang van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.324.693/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/312710 / FA RK 21-530 en C/15/316179 / FA RK 21-2293
Beschikking van de meervoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Z. Taspinar te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.J. Pieters te Leiden.
Het hof heeft verder als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );
- de minderjarige [kind 3] (hierna te noemen: [kind 3] ).
Het hof heeft als informant aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna te noemen: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) van 22 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 22 maart 2023 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 22 december 2022.
2.2
De vader heeft op 10 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft verder de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 18 augustus 2023, met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 25 augustus 2023.
2.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met de minderjarigen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van deze gesprekken zakelijk samengevat.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 1 september 2023 plaatsgevonden. Daar waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V. Regout;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd.
Beide advocaten hebben ter zitting pleitaantekeningen overgelegd.
2.6
Ter zitting zijn nog de volgende stukken overgelegd:
- een brief van Kenter Jeugd en Trauma Centrum (verder te noemen: Kenter of: KJTC) van 17 juli 2023 met informatie over de voortgang van het traject bij het KJTC, overgelegd door de GI;
- een voortgangsrapport van HouVast, overgelegd door de GI;
- een veiligheidsplan van 16 augustus 2023, overgelegd door de GI;

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn met elkaar gehuwd [in] 2001. Het huwelijk is op 3 juni 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 17 februari 2022 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Uit het huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [kind 1] , geboren [in] 2006 te [plaats B] ;
- [kind 2] , geboren [in] 2009 te [plaats B] ;
- [kind 3] , geboren [in] 2012 te [plaats B] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De ouders zijn belast met het gezamenlijk gezag over de kinderen.
Ook is uit het huwelijk van de ouders de inmiddels meerderjarige [kind 4] geboren, en wel [in] 2004 te [plaats B] .
3.3
Bij beschikking van 18 februari 2021 heeft de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening (voor zover in hoger beroep nog van belang) de kinderen toevertrouwd aan de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank – vooruitlopend op de echtscheidingsprocedure – de raad verzocht het lopende beschermingsonderzoek naar de kinderen uit te breiden met een onderzoek naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders en de rechtbank ter zake te informeren.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kinderrechter) van 14 juni 2021 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van De Jeugd- en Gezinsbeschermers van 14 juni 2021 tot 14 juni 2022. Met ingang van 25 januari 2022 heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering de uitvoering van de ondertoezichtstelling overgenomen. De ondertoezichtstelling is verlengd, laatstelijk tot 18 februari 2024.
3.5
Bij de (echtscheidings)beschikking van 17 februari 2022 heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en de beslissing over het gezag en de zorgregeling aangehouden om de recent betrokken GI in de gelegenheid te stellen om samen met de hulpverlening inzicht te krijgen in het gezinssysteem, hoe dit functioneert en wat zich in de afgelopen jaren heeft afgespeeld, om zich zo (mede) een beeld te vormen over de mogelijkheden van contactherstel tussen de vader en de kinderen. De raad is verzocht om in overleg met de GI (kort) nader te rapporteren over de in het kader van de ondertoezichtstelling geboekte resultaten.
3.6
De raad heeft op 7 november 2022 een rapport uitgebracht.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het verzoek van de moeder om te bepalen dat het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen over de kinderen wordt beëindigd en dat aan haar alleen het ouderlijk gezag over de kinderen toekomt, afgewezen. Verder is daarbij het verzoek van de moeder om de vader de omgang met de kinderen te ontzeggen, afgewezen, evenals het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling /verdeling van de zorgtaken.
4.2
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen dat zij voortaan wordt belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag alsmede dat het recht op omgang aan de vader wordt ontzegd.
4.3
De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, haar dit te ontzeggen dan wel het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten van partijen en het advies van de raad
5.1
De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk ouderlijk gezag van de ouders in stand heeft gelaten. Ook heeft de rechtbank ten onrechte beslist dat er geen gronden zijn om aan de man het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen.
5.2
De vader voert aan dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist om het gezamenlijk ouderlijk gezag in stand te laten en om aan de vader het recht op omgang met de kinderen niet te ontzeggen.
5.3
De raad heeft ter zitting geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De beoordeling door het hof
5.4
Het hof moet beslissen over de vraag of het gezamenlijk ouderlijk gezag van de ouders in stand moet blijven. Ook moet het hof beslissen of aan de vader het recht op omgang met de kinderen moet worden ontzegd.
5.5
Uit de stukken in het dossier en de behandeling ter zitting is gebleken dat al jaren sprake is van een onrustige gezinssituatie. De kinderen zijn langdurig blootgesteld aan onrust en (emotionele) onveiligheid. Tussen de ouders is sprake van een complexe echtscheiding, waarin de kinderen worden betrokken bij onderlinge ruzies. Verder blijkt uit de rapportage van Veilig Thuis – opgesteld naar aanleiding van meerdere meldingen – dat de kinderen getuige zijn geweest van huiselijk geweld in de thuissituatie. Als gevolg van deze onrustige gezinssituatie zijn de kinderen beschadigd geraakt en vertonen zij zorgelijk gedrag. In mei 2021 heeft de raad een onderzoek verricht naar de noodzaak tot een kinderbeschermingsmaatregel. Uit de raadsrapportage valt af te leiden dat de raad op dat moment grote zorgen had over de kinderen. In juni 2021 heeft de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, de kinderen onder toezicht gesteld; [kind 4] tot zijn meerderjarigheid ( [in] 2022) en de andere drie kinderen voor de duur van een jaar. De kinderrechter achtte de moeder niet in staat om te kunnen voldoen aan de grotere opvoedbehoefte van de kinderen. Verder stond de loyaliteit van de kinderen onder druk. Het lukte de ouders niet om invulling te geven aan hun gezamenlijke ouderrol. In het kader van de ondertoezichtstelling moesten de ouders onder meer leren om op ouderniveau met elkaar te communiceren en om de kinderen buiten de strijd te houden. Daarnaast was een van de doelen binnen de ondertoezichtstelling om aandacht te besteden aan contactherstel tussen de vader en de kinderen. In dit kader moest de GI samen met de betrokken hulpverlening bekijken waar de behoeften en de mogelijkheden van de kinderen lagen. Bij beschikking van 17 februari 2022 heeft de rechtbank - zoals hiervoor onder 3.5 uiteen gezet - op advies van de raad het verzoek met betrekking tot het gezag en de zorgregeling pro forma aangehouden en is aan de raad verzocht om in overleg met de GI nader te rapporteren over de geboekte resultaten in het kader van de ondertoezichtstelling.
5.6
Inmiddels is hulpverlening opgestart voor de kinderen. Zo is Care-House betrokken bij alle kinderen. Verder krijgt het gezin hulp vanuit Kenter. Uit het overgelegde verslag van Kenter van 17 juli 2023 volgt dat er nog steeds heel veel zorgen zijn ten aanzien van de thuissituatie van de kinderen. Er is sprake van fysieke onveiligheid in de interactie tussen de kinderen onderling en tussen de moeder en [kind 1] . Daarnaast is de moeder overbelast vanwege de zorgtaken, juridische taken, financiële zorgen en haar eigen emoties en geschiedenis. Vanwege deze overbelasting is de moeder onvoldoende emotioneel beschikbaar voor de kinderen en is zij niet in staat om de emotionele veiligheid te bieden die de kinderen nodig hebben. Het lukt de moeder onvoldoende om de juridische zaken die spelen en die haar erg bezighouden, bij de kinderen weg te houden. De moeder ervaart veel stress en heef veel tijd nodig om weer tot rust te komen. Ook blijkt uit het verslag van Kenter dat verwacht wordt dat de hulp zoals deze nu is georganiseerd, niet voor voldoende verandering gaat zorgen. Er is intensievere GGZ-hulp nodig, zowel voor de interactieproblematiek van de kinderen individueel als voor de individuele problematiek van de moeder. De kinderen hebben een veilige hechtingsfiguur nodig die emotioneel meer beschikbaar is, zodat kan worden toegewerkt naar traumabehandeling.
Het ouderlijk gezag
5.7
Ingevolge artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.8
Het hof overweegt dat volgens vaste jurisprudentie het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer meebrengt dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen.
5.9
Anders dan de moeder stelt, is het hof – met de raad – van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem en verloren zullen raken tussen de ouders. Ook anderszins acht het hof een wijziging van het gezag in het belang van de kinderen niet noodzakelijk. Daarvoor is het volgende van belang.
5.1
De moeder stelt dat tussen de ouders sprake is van ernstige communicatieproblemen gelet op het belaste verleden en de toegebrachte schade door de vader. Deze communicatieproblemen zijn volgens de moeder zo ernstig dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders wanneer zij het ouderlijk gezag gezamenlijk blijven uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat er binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. De ouders communiceren niet rechtstreeks met elkaar, maar door tussenkomst van de gezinsvoogd. In het verleden is het niet altijd gelukt om gezagsbeslissingen te nemen voor de kinderen. Het duurde soms lang voordat de vader zijn toestemming verleende. Zo werd lange tijd geen toestemming gegeven voor EMDR therapie voor [kind 2] en voor het maken van een hartfilmpje voor [kind 1] . Ook heeft het lang geduurd voordat de vader toestemming gaf voor de inschrijving van [kind 1] op het [X] College en de inschrijving van [kind 2] op [Y] .
5.11
De vader voert aan dat hij vaak het gevoel heeft dat hij alleen wordt benaderd om zijn toestemming te geven en niet om in overleg met de moeder te treden over de gezagsbeslissing die moet worden genomen.
5.12 .
Het hof stelt voorop dat (ingrijpende) gezagsbeslissingen omtrent kinderen hoe dan ook niet onnodig lang op zich kunnen en moeten laten wachten. Wel is het hof het met de vader eens dat ouders wel de tijd moeten krijgen om goed te kunnen nadenken over (ingrijpende) gezagsbeslissingen. Naar het oordeel van het hof betekent de enkele omstandigheid dat de vader enige tijd nodig heeft om tot een afgewogen mening te komen, dan ook niet dat hij het nemen van gezagsbeslissingen frustreert. Weliswaar heeft de moeder zich in het verleden voor bepaalde gezagsbeslissingen moeten wenden tot de rechtbank voor vervangende toestemming, maar naar het oordeel van het hof heeft de vader het afgelopen jaar laten zien dat hij (inmiddels) wel in staat is om zijn medewerking hieraan op tijd te verlenen. Daarnaast is het, vanuit het oogpunt van gelijkwaardig ouderschap, in het belang van de kinderen dat beide ouders belast blijven met het ouderlijk gezag over hen. Gezien de zorgen over de kinderen, acht het hof het in hun belang noodzakelijk dat de vader bij hen betrokken blijft en niet verder op afstand komt te staan. Op het moment dat het ouderlijk gezag van de vader wordt beëindigd, wordt hij niet meer betrokken bij de hulpverlening voor de kinderen. Verder zal de vader in dat geval, als ouder zonder gezag, ook niet meer betrokken worden in het kader van de ondertoezichtstelling.
5.13
Het voorgaande neemt niet weg dat het hof, net als de raad, wel zorgen heeft over de wijze waarop de ouders hun gezamenlijke ouderrol op dit moment vormgeven en de gevolgen hiervan voor de kinderen. Het hof geeft beide ouders daarom mee dat het wenselijk is dat zij zich in het belang van de kinderen inspannen om hun onderlinge communicatie te verbeteren en indien nodig (meer) hulpverlening dienen in te schakelen. Zo wordt voorkomen dat de kinderen (langer) worden belast met volwassenproblematiek.
5.14
Concluderend is het hof van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat de kinderen klem of verloren zitten tussen de ouders als het gaat om het nemen van gezagsbeslissingen. Het hof zal daarom het verzoek van de moeder om het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen afwijzen en de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Het recht op omgang
5.15
Ingevolge artikel 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht om omgang indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.16
De vader heeft de kinderen sinds november 2020 nauwelijks gezien. De kinderen hebben af en toe wel contact met hem via WhatsApp. De kinderen hebben in meerdere gesprekken met de hulpverlening aangegeven geen contact met de vader te willen. Ook tijdens de gesprekken met de voorzitter hebben de kinderen dit bevestigd. Ten tijde van de echtscheidingsprocedure was een van de doelen van de ondertoezichtstelling om contactherstel tussen de vader en de kinderen te onderzoeken. Het verzoek met betrekking tot de zorgregeling is aangehouden omdat nog maar weinig hulpverlening op gang was gekomen in het kader van de ondertoezichtstelling. Het was van belang dat de nieuwe gezinsvoogd de gelegenheid kreeg om samen met de hulpverlening inzicht te krijgen in het gezinssysteem en een beeld te vormen over de mogelijkheden van contactherstel tussen de vader en de kinderen. Het doel om tot contactherstel te komen, is inmiddels naar de achtergrond verdwenen. De GI geeft aan dat de ouders eerst de strijdbijl moeten begraven, opdat de kinderen hopelijk meer rust gaan ervaren. Dit is een vereiste om toe te kunnen werken naar traumabehandeling voor de kinderen.
5.17
Hoewel uit de stukken in het dossier duidelijk naar voren komt dat sprake is van een verstoorde verstandhouding tussen de ouders en dat de kinderen hiervan last ondervinden, is het hof niet (voldoende) gebleken dat omgang tussen de vader en de kinderen in strijd is met zwaarwegende belangen van de kinderen of dat omgang ernstig nadeel oplevert voor hun geestelijke of lichamelijke ontwikkeling, dan wel dat de vader ongeschikt is tot omgang. De kinderen hebben, vanwege de onveiligheid in de thuissituatie, op dit moment geen ruimte om de nare gebeurtenissen uit het verleden te verwerken en de vader – zoals de raad ter zitting heeft gemeld - in hun leven toe te laten. Een en ander acht het hof echter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om de vader het recht op omgang te ontzeggen. Daarbij heeft te gelden dat het over een tijd immers zo kan zijn dat de kinderen toch behoefte krijgen aan contact met de vader. Ontzegging van het recht op omgang betekent in de praktijk daarnaast enkel dat geen contact plaatsvindt tussen de vader en de kinderen. Deze situatie doet zich thans reeds voor. Er is al ruim twee jaar geen contact tussen de vader en de kinderen. Hoewel de vader hier veel verdriet van ervaart, heeft hij zich op dit moment neergelegd bij de situatie waarin er geen contact is.
5.18
Gezien het voorgaande zal het hof het verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang te ontzeggen afwijzen en de beschikking ook op dit punt bekrachtigen.

6.De beslissing

het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. A.R. Sturhoofd en mr. J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 7 november 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.