ECLI:NL:GHAMS:2023:2777

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
23-001241-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep met vervanging van strafmotivering in drugshandelzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 18 april 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden voor de opzettelijke invoer van een grote hoeveelheid cocaïne op luchthaven Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de strafmotivering vervangen.

De advocaat-generaal had dezelfde straf als door de rechtbank opgelegd gevorderd, terwijl de raadsman van de verdachte strafmatiging bepleitte op basis van drie argumenten. Ten eerste werd gesteld dat de verdachte onterecht was geselecteerd voor controle op basis van zijn huidskleur, wat zou wijzen op etnisch profileren. Ten tweede werd aangevoerd dat de verdachte als op Curaçao wonende Nederlander benadeeld werd in zijn detentieduur, en ten derde dat zijn persoonlijke omstandigheden in strafmatigende zin meegewogen moesten worden.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had 3.353,9 gram cocaïne ingevoerd, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Het hof heeft de argumenten van de raadsman verworpen, met de conclusie dat de strafmaat in lijn is met de oriëntatiepunten voor straftoemeting. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te handhaven, met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte, maar zonder aanleiding te zien voor strafmatiging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001241-23
datum uitspraak: 7 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 april 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-055000-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1979,
thans gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de strafmotivering onder ‘6. Motivering van de sanctie’ vervangt door de hiernavolgende strafmotivering.

Oplegging van de straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep op grond van drie argumenten strafmatiging bepleit. Ten eerste heeft de raadsman onder verwijzing naar onder meer een recente beslissing van het gerechtshof Den Haag over etnisch profileren bij controle door de Koninklijke Marechaussee in het kader van het mobiel toezicht vreemdelingen, gesteld dat strafvermindering moet volgen omdat de verdachte alleen op grond van zijn huidskleur is geselecteerd voor controle, zodat sprake is van een onrechtmatige vorm van etnisch profileren. Daarnaast heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte als een op Curaçao wonende Nederlander wordt benadeeld in zijn detentieduur, aangezien hij niet in aanmerking komt voor detentiefasering en geen gebruik kan maken van de VI-regeling, de SOB-regeling en de strafonderbreking voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. De raadsman heeft het hof verzocht om hiermee rekening te houden door een lagere straf op te leggen, dan wel deels in voorwaardelijke vorm. Tot slot heeft de raadsman verzocht de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in strafmatigende zin bij de strafoplegging te betrekken. Daarbij heeft hij bewijsstukken overgelegd van de cursussen die de verdachte in detentie heeft gevolgd om zijn leven na detentie niet meer te laten ontsporen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van een grote hoeveelheid cocaïne op luchthaven Schiphol, door die in een koffer mee te nemen. De ingevoerde hoeveelheid van in totaal 3.353,9 gram is van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan betekenen een bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich mee en leiden, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor het invoeren van een hoeveelheid harddrugs van tussen de 3.000 tot 4.000 gram wordt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 tot 36 maanden genoemd.
Het hof verwerpt de stelling van de raadsman dat sprake is geweest van een onrechtmatige, want enkel op huidskleur gebaseerde, selectie voor controle en daaropvolgende aanhouding. Die stelling vindt geen steun in het dossier. Daaruit blijkt dat de verdachte zich als passagier bevond op een vlucht uit een risicoland waarop een zogenaamde verscherpte controle werd uitgevoerd. Daarom mocht de verdachte door douaneambtenaren worden gecontroleerd. Aanwijzingen dat zijn huidskleur bij de selectie voor controle een rol heeft gespeeld ontbreken. Die kunnen ook niet worden gevonden in de door de raadsman aangehaalde rechtspraak, omdat die ziet op een andere vorm van controle dan waarvan in deze zaak sprake is.
In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ten aanzien van de (executie)regelingen die betrekking hebben op de detentieduur ziet het hof geen redenen voor strafmatiging.
Het hof zal ook in deze zaak bij het bovengenoemde oriëntatiepunt aansluiten. Het hof heeft acht geslagen op de moeilijke persoonlijke en financiële omstandigheden van de verdachte, zoals door hem zelf en zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Deze omstandigheden zijn echter niet zodanig afwijkend van de omstandigheden van andere koeriers, dat zij aanleiding vormen om in afwijking van de LOVS-oriëntatiepunten, een lagere gevangenisstraf op te leggen, zoals door de raadsman is bepleit.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. S.M.M. Bordenga en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2023.