ECLI:NL:GHAMS:2023:2779

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
23-003456-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernieling en beschadiging van goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 december 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, was in hoger beroep gegaan tegen de veroordeling voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen en beschadigen van goederen in Volendam op 16 en 17 november 2022. De tenlastelegging omvatte meerdere incidenten waarbij de verdachte onder andere een raam, vazen, gordijnen en meubilair heeft vernield die toebehoorden aan verschillende slachtoffers, waaronder een woningbouwvereniging.

Tijdens de zitting op 24 augustus 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een kort tijdsbestek schuldig heeft gemaakt aan meerdere vernielingen, wat niet alleen schade heeft veroorzaakt, maar ook angst heeft ingeboezemd bij de benadeelden. De verdachte had eerder al onherroepelijk voor soortgelijke misdrijven een straf opgelegd gekregen, wat in zijn nadeel meeweegt.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze al eerder was toegewezen en ten uitvoer was gelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003456-22
datum uitspraak: 7 september 2023
TEGENSPRAAK (na aanhouding niet verschenen)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 20 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-318390-22 en 15-252127-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 augustus 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 november 2022 te Volendam in de gemeente Edam-Volendam in/aan een woning gelegen aan de [adres 2] opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of vazen en/of gordijnen en/of een salontafel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of aan [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 16 november 2022 te Volendam, gemeente Edam-Volendam in/aan een huis gelegen aan de [adres 3] opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 16 november 2022 te Volendam, gemeente Edam-Volendam in/aan een huis gelegen aan [adres 4] opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ra(a)m(en) en/of gordijnen en/of meubilair, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 17 november 2022 te Volendam, gemeente Edam-Volendam in/aan een woning gelegen aan de [adres 5] opzettelijk en wederrechtelijk een (noord)raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 november 2022 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in een woning gelegen aan de [adres 5] opzettelijk en wederrechtelijk een raam en vazen en gordijnen en een salontafel, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd;
2.
hij op 16 november 2022 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in een huis gelegen aan de [adres 3] opzettelijk en wederrechtelijk een raam, dat aan Stichting Woningbeheer toebehoorde, heeft vernield;
3.
hij op 16 november 2022 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in een huis gelegen aan [adres 4] opzettelijk en wederrechtelijk ramen en gordijnen en meubilair, die aan [slachtoffer 3] of [woningbouwvereniging] toebehoorden, heeft vernield;
4.
hij op 17 november 2022 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in een woning gelegen aan de [adres 5] opzettelijk en wederrechtelijk een (nood)raam, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen.

Het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert op telkens:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een zeer kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan vernieling en beschadiging van meerdere goederen door stoeptegels te gooien door de ramen van de woningen van zijn moeder, zijn vader en een kennis. Niet alleen heeft hij daarbij veel schade aangericht, maar de wijze waarop hij dit heeft gedaan zal de benadeelden ook angst hebben ingeboezemd. Immers de stoeptegel die tegen het raam van de kennis is gegooid, kwam terecht op de schoot van de aangeefster die samen met haar zoontje op de bank zat. Door zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2023 is de verdachte eerder ter zake van (soortgelijke) misdrijven onherroepelijk veroordeeld. Hieruit heeft hij kennelijk onvoldoende lering getrokken, hetgeen in zijn nadeel meeweegt.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan -zoals hiervoor overwogen-, niet kan worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof ziet met de advocaat-generaal geen ruimte voor een lagere straf dan opgelegd door de politierechter.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Hiermee wordt enerzijds beoogd de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-252127-21)

Het hof zal het Openbaar Ministerie in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 9 februari 2022 met parketnummer 15-252127-21 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden niet-ontvankelijk verklaren, nu deze vordering al onherroepelijk is toegewezen door de politierechter in de rechtbank Amsterdam op 21 november 2022 in de strafzaak met parketnummer 13-301099-22 en deze straf ook reeds ten uitvoer is gelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-252127-21.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. S.M.M. Bordenga en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2023.