In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, gewezen op 27 januari 2023. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van eenvoudige belediging, gepleegd op 23 mei 2021 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Het subsidiair tenlastegelegde, eenvoudige belediging, werd bewezen verklaard en de verdachte werd hiervoor strafbaar gesteld. De opgelegde straf bestond uit een taakstraf van 14 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 400,00 toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de belediging. Het hof bepaalde ook dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de taakstraf. De beslissing van het hof houdt ook in dat de verdachte verplicht is om aan de Staat een bedrag te betalen ten behoeve van het slachtoffer, en dat de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 mei 2021 is vastgesteld.