In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 februari 2023 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen in drie zaken, maar trok het hoger beroep in voor zover het gericht was tegen de beslissingen in de zaken A en C. Hierdoor bleef alleen de zaak B over, die betrekking heeft op diefstal gepleegd op 22 september 2021 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde in zaak B strafbaar is en heeft dit gekwalificeerd als diefstal, zoals bedoeld in de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan. De verdachte is strafbaar verklaard, maar het hof heeft bepaald dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd voor de diefstal in zaak B. Voor de zaak A heeft het hof de door de rechtbank opgelegde straf vastgesteld op een gevangenisstraf van één jaar, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. den Otter, in bijzijn van de griffiers D.M.M. Linskens en mr. Z. Hoshmand.