Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Toen ik in 1998 solliciteerde voor het notarisambt te [plaats B] , heb ik een opgave van mijn privévermogen ingediend bij de Kamer van Toezicht van de Rechtbank te Rotterdam, Staatssecretaris van justitie, [C] , en nog meer overheidsinstanties. In die vermogensopstelling waren ook al de verhuurde winkelpanden (familiebezit van mijn ouders, broers, zus en mij) te [plaats C] opgenomen. (…). In alle jaarstukken (privé en zakelijk) en belastingaangiften vanaf mijn infunctietreding tot en met heden is deze deelname opgenomen. U bent daarvan al sinds mijn infunctietreding door mij elk jaar op de hoogte gesteld. (…).Op 17 oktober 2009 is mijn moeder, mijn langstlevende ouder, overleden en heb ik samen met mijn broers en zus twee verhuurde winkel-woonpanden in [plaats D] geërfd. (…). Ook hiervan bent u elk jaar door mij ingelicht”.
4.De klacht
5.Beoordeling
Het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad.”
Kamerstukken II2003-2004, 29 212, nr. 3, blz. 3-4):
In artikel 17, derde lid, is tot uitdrukking gebracht dat het de notaris verboden is te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen. Alleen als hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed of de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad zijn deze activiteiten wel toegestaan.”
De notaris heeft vanuit zijn functie een bijzondere deskundigheid op het gebied van onroerend goed. Vanuit zijn contacten met zakelijke cliënten weet hij vaak vooraf dat bepaalde onroerende goederen te koop staan of te koop komen. Bijvoorbeeld wanneer hij betrokken is bij de ontwikkeling van een bouwproject of bij de afhandeling van een boedel. Deze kennis mag hij niet voor eigen doeleinden gebruiken, door actief in onroerend goed te beleggen of daarin te handelen; iedereen moet er immers van kunnen uitgaan dat de notaris onafhankelijk staat ten opzichte van allen die bij de overdracht van onroerend goed zijn betrokken. Uiteraard kan de notaris wel voor zijn eigen huisvesting of voor zijn eigen kantoor een pand aankopen (….)”
.
Kamerstukken II20032004, 29 212, nr. 7, blz. 1-2):
Een algeheel verbod om te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten is dus niet nodig en zou ook een te ver strekkende maatregel zijn. Een notaris moet zowel voor zakelijke als privé-doeleinden de mogelijkheid hebben om onroerend goed te bezitten of (een gedeelte van) zijn vermogen in effecten te beleggen.
), derde lid, zal dus gemotiveerd moeten worden aangegeven waarom de notaris in strijd met dat artikel gehandeld heeft. De notaris kan zich tegen deze klacht verweren en daarbij bewijsstukken overleggen. In zoverre rust de bewijslast voor het niet strijdig zijn met artikel 19 (hof: artikel 17
), derde lid, bij de notaris.”