ECLI:NL:GHAMS:2023:3518

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
23-001542-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 te Amsterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, was niet verschenen op de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. T.J.F. Wassenaar. De advocaat-generaal, mr. M.M. Steinmetz, vorderde een voorwaardelijke hechtenis van drie weken met een proeftijd van twee jaren, terwijl de raadsman pleitte voor afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De verdachte had eerder problemen gehad met de wet en was in het verleden al meerdere keren veroordeeld voor soortgelijke overtredingen. Tijdens de zitting werd besproken dat de verdachte recentelijk weer een inkomen had en zijn leven op de rit leek te hebben. Het hof oordeelde dat de verdachte met zijn handelen overlast had veroorzaakt op de openbare weg en dat er geen overtuigende bewijsstukken waren over zijn positieve ontwikkeling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een hechtenis van twee weken op, waarbij het ook de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerdere voorwaardelijke veroordeling afwees.

De uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen en de impact daarvan op de openbare orde in Amsterdam. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, maar was niet overtuigd van de gestelde verbeteringen in zijn situatie, gezien zijn eerdere justitiële contacten. De beslissing van het hof is een afspiegeling van de noodzaak om de openbare orde te handhaven, terwijl ook de kans op rehabilitatie van de verdachte in overweging werd genomen.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 21 april 2023
parketnummer 23-001542-22
datum vonnis eerste aanleg 25 mei 2022
parketnummer 13-042509-22 en 13-150409-19 (TUL)
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op 21 april 2023.
Tegenwoordig:
mr. R. Kuiper raadsheer,
en mr. C.T. Snellenberg griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.M. Steinmetz, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte,
opgeroepen als:
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1989 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] ,
is niet verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. T.J.F. Wassenaar, advocaat te 's-Hertogenbosch, die desgevraagd verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen.
De raadsheer deelt mede dat de verdachte blijkens de door de advocaat-generaal aan het hof overgelegde betekeningsstukken op de juiste wijze is opgeroepen op zijn woonadres aan de [adres01] en dat hij op de drie relevante toetsmomenten niet gedetineerd bleek.
De raadsman antwoordt op vragen van de raadsheer:
Ik heb vorige week telefonisch contact gehad met mijn cliënt. Ik had verwacht dat hij vandaag zou verschijnen, maar hij is er niet. Ik heb hem zojuist gebeld maar er werd niet opgenomen.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en maakt melding van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 13-150409-19.
De raadsman, die namens de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat de verdediging de straf te zwaar vindt.
De raadsheer maakt melding van de volgende bij het hof ingekomen stukken, die in het dossier worden gevoegd:
Een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 april 2023;
Een proces-verbaal terechtzitting van 28 februari 2023;
Een e-mail van de raadsman van 16 januari 2023.
De raadsheer geeft een korte samenvatting van de inhoud van de stukken in het dossier, waaronder het proces-verbaal van politie van 19 februari 2022.
Nadat de raadsheer de inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 april 2023 heeft besproken, voert de raadsman het woord ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt:
Mijn cliënt heeft gedetineerd gezeten in het kader van de zaak bij het hof Amsterdam met parketnummer 23-001203-20. De voorlopige hechtenis is geschorst en mijn cliënt is op vrije voeten gekomen. Hij had problemen met het op de rit krijgen van zijn leven. Hij is bij zijn broer gaan wonen en werkte bij een bouwbedrijf op nul-uren basis. Op een gegeven moment kon hij nauwelijks meer werken. Daarom heeft hij het onderhavige feit gepleegd. Ik weet niet waarom mijn cliënt niet kon werken, ondanks dat er in de bouwsector destijds veel werkgelegenheid was. Ik heb van hem begrepen dat het nu beter gaat. Hij woont nog bij zijn broer en werkt als bezorger bij [bedrijf]. Hij heeft dus weer een inkomen. Ik heb geen stukken ter onderbouwing daarvan. Mijn cliënt zou deze vandaag meenemen.
U, advocaat-generaal, vraagt mij welke indruk ik van mijn cliënt kreeg aan de telefoon. Ik kreeg een goede indruk. Ik ken hem al geruime tijd. Eerder zat hij er minder goed bij. Hij heeft mij verteld dat dit een moeilijke periode is geweest voor hem en dat hij daarom een aantal keer overtredingen heeft begaan. Daarvan heeft hij spijt.
De raadsman en de advocaat-generaal delen mee geen behoefte te hebben aan het nader voorhouden van stukken ten aanzien van de feiten, de vordering tenuitvoerlegging of de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De advocaat-generaal leest vordering voor en legt die aan het hof over en voert het woord als volgt:
Dit soort feiten zijn vervelend. Ze dragen bij aan een bepaald imago van de stad Amsterdam. Uit het proces-verbaal van 19 februari 2022 blijkt ook dat mensen het vervelend en intimiderend vinden om op dergelijke wijze te worden aangesproken. Het hoger beroep ziet op de strafmaat. Het zou wel goed zijn geweest als de verdachte vandaag uitleg had gegeven en stukken ter onderbouwing had aangeleverd. Het is niet de eerste keer dat de verdachte een dergelijk feit heeft gepleegd dus hij had beter moeten weten. Ik vind het een opmerkelijke keuze om nepdrugs te gaan verkopen terwijl je ook in de bouw kan werken. Deze stap van de verdachte baart zorgen. Aan de andere kant denk ik niet dat de verdachte tegen zijn advocaat zou liegen over het hebben van werk. Het zou jammer zijn als het uitzitten van hechtenis een belemmering vormt, terwijl het nu goed gaat. Ik geef de verdachte daarom het voordeel van de twijfel. Het vonnis moet worden vernietigd.
Ik eis drie weken hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Artikel 63 is van toepassing. Ik vorder ten aanzien van het beslag de beslissing van de kantonrechter over te nemen. Omdat ik wil dat de verdachte een kans krijgt en omdat de proeftijd niet kan worden verlengd, vorder ik afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De raadsman voert het woord tot verdediging:
Ik kan mij vinden in het requisitoir van de advocaat-generaal. Ik heb naar voren gebracht wat de persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt zijn en hoe hij telefonisch vorige week op mij overkwam. Ik verzoek mijn cliënt een kans geven en de positieve spiraal waarin hij nu zit niet te doorbreken. De maatschappij is daar ook bij gebaat. Het feit is gepleegd naar aanleiding van financiële problemen destijds. Mijn cliënt heeft vorige week tegen mij gezegd dat dit een verkeerde keuze is geweest. Hij heeft zijn leven nu weer op de rit. Ik verzoek derhalve ook de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld te reageren het woord in repliek te voeren. Zij maakt hiervan geen gebruik.
Aan de raadsman wordt het recht gelaten om namens de verdachte het laatst te spreken. Hij maakt hiervan geen gebruik.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
= = = = = = = = = =
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Stoofsteeg heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 19 februari 2022 te Amsterdam zich op de weg, te weten de Stoofsteeg heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, te koop aan te bieden.

Bewijsmiddel

De in het bewijsmiddel opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het ten laste gelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
1.
Een proces-verbaal met nummer 2022033484-1 van 19 februari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant01] en [verbalisant02] (doorgenummerde digitale dossierpagina’s 1-3).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
bevindingen van verbalisantenof één van hen:
Op zaterdag 19 februari 2022 te 18:10 uur, bevonden wij, verbalisanten, ons in burger gekleed en met speciale opdracht belast, op de openbare weg, de Stoofsteeg te Amsterdam ter hoogte van de Oudezijds Achterburgwal. Bij de Politie is genoemde plaats bekend als een plaats waar verdovende middelen in de zin van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar wordt verhandeld althans te koop aangeboden. Ik, eerste verbalisant, zag aldaar een persoon waarvan redelijkerwijs kon worden aangenomen, dat deze zich aan de verkoop van verdovende middelen overgaf. Deze persoon bewoog zich gedurende ongeveer tien minuten heen en weer en sprak meerdere personen aan. Deze persoon gaf later bij zijn voorgeleiding op te zijn genaamd: [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] 1989 te [geboorteplaats01] .
Ik, eerste verbalisant, zag dat [verdachte01] aanwezig was in de Stoofsteeg te Amsterdam en in die steeg constant heen en weer liep. Ik zag dat [verdachte01] constant in de richting van diverse toeristen en groepen passanten liep en deze aansprak.
Gelet op de bekendheid ter plaatse, de feiten en omstandigheden voornoemd en de ervaringsfeiten van mij, eerste verbalisant, had ik het vermoeden dat [verdachte01] bezig was met de (nep)handel in verdovende middelen. Hierop ben ik met een groep Engelssprekende jongens meegelopen in de richting van [verdachte01] . Ik benaderde [verdachte01] aan de voorzijde en hoorde toen ik hem met de groep op ongeveer een meter genaderd was dat hij met luide stem tegen de groep riep: ‘Hey guys you want good coke, XTC, MDMA?’ Ik hoorde dat [verdachte01] , nadat ik hem met de groep gepasseerd was, nogmaals een groep aansprak welke achter mij, eerste verbalisant, aan kwam lopen. Ik hoorde dat [verdachte01] wederom met luide stem de groep aansprak met de woorden: ‘You want good coke, XTC, MDMA?’
Hierop hebben wij, verbalisanten, op zaterdag 19 februari 2022 te 18:20 uur [verdachte01] aangehouden. Op grond van de Opiumwet stelde ik, tweede verbalisant, een onderzoek aan de kleding van de verdachte [verdachte01] in. Bij dit onderzoek trof ik twee papieren wikkels met hierin een wit poeder, op cocaïne gelijkende aan. Deze wikkels zijn in bureau Burgwallen middels een zogeheten cocaïne/cracktest getest op echtheid. Het bleek middels deze test om nep verdovende middelen te gaan.
Verhoor verdachte
Nadat ik, [verbalisant02] , verdachte had medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaarde hij mij het volgende:
‘Ik heb aan een groep jongens aangeboden.’

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van twee weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van drie weken met een proeftijd van twee jaren met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd ten gevolge van financiële problemen destijds en dat hij zijn leven nu weer op de rit heeft en een inkomen heeft als pakketbezorger. De raadsman acht het wenselijk dat de positieve ontwikkeling waarin de verdachte zich nu bevindt niet wordt doorbroken en kan zich derhalve vinden in de door de advocaat-generaal geëiste straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met zijn handelen overlast en hinder veroorzaakt op de openbare weg. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 april 2023 is hij eerder al meermalen voor soortgelijke overtredingen veroordeeld.
In hetgeen door de raadsman in hoger beroep op basis van mededelingen van de verdachte omtrent zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht ziet het hof geen aanleiding een andere straf op te leggen dan is opgelegd door de kantonrechter, nu deze omstandigheden niet met stukken zijn onderbouwd en de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen om een en ander toe te lichten. Het hof is derhalve niet overtuigd van de gestelde positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij speelt ook een rol dat in het uittreksel uit de Justitiële Documentatie diverse tamelijk recente justitiecontacten zijn vermeld.
Het hof acht, alles afwegende, een hechtenis van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

De hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten onder hem aangetroffen. Naar het oordeel van het hof is niet vast komen te staan dat een relatie bestaat tussen deze voorwerpen en het bewezen verklaarde feit. De in beslag genomen en niet teruggeven voorwerpen dienen daarom te worden teruggeven aan de verdachte.

Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13-150409-19

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 2 juni 2021, parketnummer 13-150409-19, opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd tot afwijzing van de genoemde vordering tot tenuitvoerlegging gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Persoonlijke omstandigheden die tot een ander oordeel aanleiding geven, zijn niet gebleken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.7 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van
2 (twee) weken.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2022033484 250 EUR IBG d.d. 19-02-2022;
2022033484 20 EUR IBG d.d. 19-02-2022;
2022033484 10 EUR IBG d.d. 19-02-2022;
2022033484 5 EUR IBG d.d. 19-02-2022;
2022033484 1,1 EUR IBG d.d. 19-02-2022;
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 2 juni 2021, parketnummer 13-150409-19, te weten van:
hechtenisvoor de duur van
1 (één) week.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.