ECLI:NL:GHAMS:2023:3592

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
23-000859-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal met vernietiging van strafoplegging

Op 9 maart 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een verdachte die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf van vier weken. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, waardoor een beëdigde tolk werd ingeschakeld. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de raadsman pleitte voor een voorwaardelijke straf en hulp voor de alcoholverslaving van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan winkeldiefstal, maar dat de omstandigheden, waaronder zijn alcoholverslaving en fysieke gesteldheid, in zijn voordeel moesten worden meegewogen. Het hof vernietigde de strafoplegging van de politierechter en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, in plaats van de eerder opgelegde vier weken. De beslissing is gegrond op artikel 63 en artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd geïnformeerd over zijn recht om binnen veertien dagen cassatie in te stellen tegen het arrest.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting

GERECHTSHOF AMSTERDAM

datum arrest 9 maart 2023
parketnummer 23-000859-22
datum vonnis eerste aanleg 29 maart 2022
parketnummer 15-000291-22
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op 9 maart 2023.
Tegenwoordig:
mr. T. de Bont, raadsheer,
en mr. M.A.T. van Willigen, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J. Weening, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
Aangezien de verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, vindt het onderzoek plaats met bijstand van A.A.M. Schellings-Turowiecka, zijnde een in het register als bedoeld in artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk in de Poolse taal. Hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de voorzitter te zijn:

[verdachte01] ,

geboren op [geboortedatum01] 1975 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
adres: [adres01] ,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en wijst erop dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De raadsheer deelt mee dat de ‘volmacht’ met betrekking tot het instellen van het hoger beroep niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
De raadsman deelt mee:
Ik heb voor het instellen van het hoger beroep onze standaardbrief met daarin alle nodige gegevens ingezonden. Het kan zijn dat de akte hoger beroep is opgemaakt naar aanleiding van een later telefoongesprek met de griffie, omdat op mijn eerste brief niet was gerespondeerd. Namens de verdachte zeg ik dat hij de wens had en heeft om hoger beroep in te stellen.
De advocaat-generaal deelt mee:
De raadsman heeft niet op de juiste wijze hoger beroep ingesteld. Gelet op de toelichting die de
raadsman zojuist ter terechtzitting heeft gegeven, stel ik mij echter op het standpunt dat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden.
De raadsheer deelt mede dat het verzuim betreffende de volmacht voor gedekt wordt gehouden, gelet op het voorgaande.
Het onderzoek ter terechtzitting wordt opnieuw aangevangen wegens de gewijzigde samenstelling van het hof.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat hij de straf te zwaar vindt. Hij verklaart voorts:
Ik weet niet precies of ik wel heb gestolen.
De raadsheer geeft een samenvatting van de inhoud van de stukken van de zaak en van het bij het hof ingekomen uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 22 februari 2023. Dit laatste stuk wordt in het dossier gevoegd.
De verdachte verklaart:
U houdt mij de aangifte van de [winkel01] voor. Het kan dat het zo gegaan is, ik weet het niet meer.
U vraagt mij of mijn rechtmatig verblijf in de Europese Unie is beëindigd. Dat begrijp ik niet, de grenzen binnen de EU zijn toch open? Dat werd mij gisteren op de zitting ook al gevraagd. Gisteren diende mijn strafzaak in verband met een autodiefstal (het hof begrijpt: parketnummer 10-014255-23). Ik ben toen vrijgesproken van de autodiefstal, maar niet van het doorrijden na het veroorzaken van een verkeersongeval. Ik ben daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. In verband met die strafzaak ben ik op dit moment gedetineerd.
In de gevangenis drink ik geen alcoholische dranken. Dat kan daar ook niet. Door mijn eerdere alcoholgebruik ben ik nu afhankelijk van een rolstoel, omdat zenuwen in mijn benen zijn beschadigd. Ik krijg daarvoor fysiotherapie en moet vitaminen slikken. Ik weet niet of herstel van deze zenuwen nog mogelijk is.
Als ik weer vrij ben, ga ik me laten behandelen. Ik wil geen alcohol meer drinken. Ik ga dan weer in [adres02] , wonen. Dat is een huurwoning/kamer waar ik met andere Polen woon. Het is wel moeilijk om weer werk te vinden. Ik heb wel wat spaargeld. Ik heb hier ook vrienden en kennissen die mij kunnen helpen. Als ik genezen ben, kan ik weer werken.
Eerder ben ik ook in [adres02] geholpen, maar ik weet niet meer wanneer dat was. Ik had toen twee keer per week een gesprek met een psycholoog. De reclassering had ook een klinische opname voor mij geregeld. Daar ben ik niet heengegaan omdat ik toen in Polen was. In Polen ben ik ook behandeld. Ik weet niet meer precies wanneer dit allemaal gebeurd is omdat ook mijn geheugen door mijn alcoholgebruik is aangetast. Het zou vijf jaar geleden kunnen zijn geweest.
De advocaat-generaal voert het woord, leest vordering voor en legt die aan het hof over. Zij voert voorts het volgende aan:
Ik acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Het gaat de verdachte om de opgelegde straf. De waarde van de gestolen voorwerpen was beperkt, maar er moet rekening mee worden gehouden dat winkeldiefstallen een
plaag zijn voor winkeliers.
De verdachte heeft een alcoholprobleem, waardoor hij nu zelfs invalide is. De verdachte heeft een forse justitiële documentatie. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing. Ik acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend. Ik vorder daarom bevestiging van het vonnis.
De raadsman voert het woord tot verdediging:
Het dossier bevat voldoende bewijs voor de tenlastegelegde diefstal. De verdachte was ten tijde van de diefstal te dronken om het zich goed te herinneren.
De verdachte is nu niet onder invloed. De verdachte is zwaar verslaafd aan alcohol, als hij drinkt dan drinkt hij door. Het is jammer dat hij telkens alleen is afgestraft zonder dat hem daarnaast hulp is aangeboden. Ik verzoek u daarom om in deze zaak te bepalen dat de op te leggen straf voorwaardelijk niet ten uitvoer wordt gelegd en daarbij reclasseringstoezicht te gelasten, zodat de verdachte geholpen kan worden. De verdachte is al gestraft doordat zijn alcoholgebruik heeft geleid tot zijn huidige afhankelijkheid van een rolstoel.
De verdachte huilt. Hij verklaart: Ik huil vanwege de situatie waarin ik ben beland.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De raadsheer onderbreek het onderzoek voor beraad. Na hervatting van het onderzoek verklaart hij het onderzoek gesloten en deelt hij mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
= = = = = = = = = =

AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de voor de bewijsvoering noodzakelijke bewijsmiddelen zal aanvullen en uitwerken.

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het tenlastegelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
1. Een proces-verbaal met nummer PL27RP/22-000236 van 2 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] (bladzijde 16 en volgende). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als tegenover verbalisant op voormelde datum afgelegde verklaring van de
verdachte:
(V = vraag van verbalisant; A = antwoord van de verdachte; O = opmerking verbalisant)
V: Was u van plan om wat te stelen in de winkel [winkel01] [het hof begrijpt: een winkel van [winkel01] op Schiphol]?
A: Meneer, dat heb ik al gezegd, ik was enorm onder invloed van alcohol. Ik weet alleen dat ik één fles alcohol gestolen heb.
O: Ik leg verdachte uit dat wij twee flessen wijn aangetroffen hebben, één verpakte sandwich, een bakje druiven en een blikje Redbull.
V: Waarom heeft u uiteindelijk dan toch niet betaald?
A: Omdat ik geen geld meer had.
2. Een proces-verbaal van
aangiftemet nummer PL27RP/22-000236 van 2 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant02] (bladzijden 12 en 13). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als tegenover verbalisant op voormelde datum afgelegde verklaring van [naam01] :
Ik ben als leidinggevende werkzaam bij de [winkel01] gevestigd te Schiphol, gelegen in de gemeente Haarlemmer. Op 2 januari 2022, was ik in de [winkel01] . Ik zag daar een man in de winkel lopen.
Ik ben naar het kantoor gelopen en ik zag de man via de camera's die in de winkel hangen. Ik zag dat de man de goederen pakte en in zijn tas deed. Ik zag ook dat hij een blikje Red Bull in zijn broekzak deed. Ik zag dat hij twee flessen Kopke (het hof begrijpt: port), een sandwich en een bakje druiven in een plastic tas deed, die hij bij zich had. Vervolgens zag ik dat de man niet naar de kassa's liep, maar in de richting van de ingang. Bij de ingang verliet hij de winkel. De man had de goederen nog steeds bij zich en heeft deze niet afgerekend. Ik zag dat medewerkers van de Koninklijke Marechaussee de man aanhielden.
3. Een proces-verbaal van
aanhoudingmet nummer PL27RP/22-0002336 van 2 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant03] en [verbalisant02] (bladzijde 6 en volgende). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 2 januari 2022 bevonden wij, [verbalisant02] en [verbalisant03] , ons op de luchthaven Schiphol gelegen in de gemeente Haarlemmermeer en kregen een portofonische melding vanuit onze meldkamer dat er zojuist een diefstal was gepleegd bij de [winkel01] gelegen in [adres03] te Schiphol. Wij hoorden dat een medewerker (het hof begrijpt: een medewerker van de [winkel01] ) achter de verdachte aan was gelopen en ter hoogte van [adres03] stond. Hierop zijn wij richting [adres03] gefietst. Daar zagen wij een medewerker van [winkel01] naar mij, [verbalisant02] , zwaaien. Ik, [verbalisant03] , kwam aangefietst vanuit de andere kant en vroeg aan de medewerker om welke persoon het ging. Wij zagen dat de medewerker een man aanwees die op de bank zat met een grote witte tas. Wij hoorden de medewerker zeggen dat deze man zojuist verschillende goederen in zijn tas en jaszak had gestopt en vervolgens de winkel heeft verlaten zonder te betalen.
Hierop hebben wij de verdachte te 09.14 uur aangehouden. Ik, [verbalisant02] , heb de tas in beslag genomen. Ik keek vervolgens in de tas en zag daarin de volgende goederen zitten: twee flessen Kopke, bakje druiven , sandwich.
Ik, [verbalisant03] , voerde een transportfouillering uit bij de verdachte en trof daarbij een blikje red bull aan in zijn rechterjaszak. Ik trof verder bij de fouillering ook nog een Poolse identiteitskaart aan met daarop de volgende gegevens vermeld:
Naam : [verdachte01] ; Voornaam : [verdachte01] ; Geboortedatum : [geboortedatum01] 1975 te [geboorteplaats01] .

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte tot dezelfde straf te veroordelen als de politierechter.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet de persoon van de verdachte. Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. In het algemeen leiden winkeldiefstallen niet alleen tot schade voor de getroffen winkeliers maar ook voor consumenten. Winkeliers nemen immers maatregelen om zich tegen winkeldiefstal te beschermen en de kosten daarvan worden doorberekend in de verkoopprijs.
Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij eerder voor (winkel)diefstallen is veroordeeld. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Gelet op het voorgaande is oplegging van een vrijheidsbenemende straf passend en gerechtvaardigd.
Het hof gaat ervan uit dat de verslaving van de verdachte een belangrijk rol heeft gespeeld bij de bewezenverklaarde diefstal, zoals hij zelf ook heeft verklaard. De verdediging heeft verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daarbij bijzondere voorwaarden te stellen die (onder meer) inhouden dat de verdachte hulp krijgt om zijn alcoholverslaving te beteugelen. Het hof stelt echter vast dat er geen reclasseringsadvies is in deze zaak en dat eerdere hulpverleningstrajecten ten aanzien van de alcoholproblematiek kennelijk niet zijn benut of niet succesvol zijn geweest. Gelet hierop ziet het hof onvoldoende aanleiding om de gevangenisstraf in (deels) voorwaardelijke vorm op te leggen en zal het (dus) ook geen bijzondere voorwaarden stellen. Als de verdachte hulp wil, dan kan hij die zelf, op vrijwillige basis, te zoeken. Wel zal het hof een lagere straf opleggen dan de politierechter gelet op de medische en fysieke gesteldheid van de verdachte, zoals die ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 en artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat hij binnen veertien dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.