ECLI:NL:GHAMS:2023:3648

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
23-001870-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor snelheidsovertreding met ontzegging van rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor een snelheidsovertreding. De verdachte, geboren in 1998, had op 12 maart 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een personenauto de maximumsnelheid van 100 kilometer per uur met 45 kilometer per uur overschreden. De kantonrechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, omdat hij de opgelegde straf te zwaar vond, met name de ontzegging van de rijbevoegdheid.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal de vordering herhaald en benadrukt dat de verkeersveiligheid zwaar weegt in deze zaak, vooral gezien het strafblad van de verdachte. De raadsman van de verdachte pleitte voor een lichtere straf, met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, en wees op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de impact op zijn bedrijf.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere veroordeling niet in stand kon blijven, maar dat de opgelegde straffen passend waren gezien de ernst van de overtreding en de recidive van de verdachte. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte is op de hoogte gesteld van zijn recht om beroep in cassatie in te stellen tegen dit arrest.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 27 juni 2023
parketnummer 23-001870-22
datum vonnis eerste aanleg 8 juli 2022
parketnummer 96-091250-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op
27 juni 2023.
Tegenwoordig:
mr. E. van Die, raadsheer,
en S. Maerman, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A. van Kooij, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte,
ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:
[verdachte01] ,
geboren [geboortedatum01] 1998 te [geboorteplaats01] ,
[adres01] .
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.J.C. Verlaan, advocaat te Amsterdam.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat hij de straf te zwaar vindt.
De raadsman vult aan:
Mijn cliënt heeft vooral moeite met de opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid.
De raadsheer maakt melding van het volgende bij het hof ingekomen stuk, te weten een uittreksel uit de Justitiële Documentatie op naam van de verdachte van 8 mei 2023, dat aan het dossier wordt toegevoegd.
De verdachte verklaart:
Ik had een vriendin in Rotterdam die ziek was. Ik moest blijven totdat haar moeder thuis kwam en daarna wilde ik snel naar huis voor de avondklok. Dat is de reden waarom ik te hard reed. Ik heb de afgelopen tijd veel van mijn fouten geleerd. Deze zaak is twee jaar oud. Daarna heb ik nog een aantal fouten gemaakt, maar nu zit ik op het punt dat ik het echt niet meer wil. Mijn bedrijf lijdt hieronder. Ik heb een eigen [bedrijf01] , door heel Noord-Holland en Zuid-Holland. Wat ons speciaal maakt is dat wij onze klanten zelf wegbrengen. Ik kan dat nu niet meer doen, waardoor mijn omzet daalt. De kantoorkosten en personeelskosten lopen namelijk door. Ik heb op 4 juli 2023 een cursus ingepland.
De raadsheer houdt de verkorte inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2023 voor.
Op vragen van de raadsheer en van de advocaat-generaal deelt de raadsman mede:
Mijn cliënt is zijn rijbewijs kwijtgeraakt naar aanleiding van de laatste snelheidsovertreding met als pleegdatum 12 juni 2022. Ik verwacht dat hij zijn rijbewijs na afloop van de cursus weer terug zal krijgen. Het is nog onbekend wanneer deze zaak zal worden behandeld.
Desgevraagd geven de advocaat-generaal en de raadsman te kennen geen verdere vragen te hebben over de persoonlijke omstandigheden.
De advocaat-generaal voert het woord en leest de vordering voor. Deze wordt aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd. Zij voert bij deze gelegenheid aan:
De snelheidsovertreding kan wettig en overtuigend bewezen worden. Vandaag gaat het met name over de opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid. Er spelen twee verschillende belangen bij het hebben van een rijbewijs. Aan de ene kant heb je het belang van de mensen die hun rijbewijs nodig hebben maar dit altijd te laat bedenken en aan de andere kant heb je het belang van de verkeersveiligheid. Deze verkeersveiligheid maakt dat we heel streng zijn op mensen die te hard rijden. Vandaag werkt ook in je nadeel dat je een strafblad hebt. Je had een strafbeschikking waarbij je je rijbewijs in moest leveren en een half jaar later doe je het weer. Dit maakt dat ik niet geneigd ben om hier schappelijk mee om te gaan. Daarom kan de beslissing van de kantonrechter wat mij betreft in stand blijven: ik vorder een geldboete van € 500,00 te voldoen in 10 termijnen en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman voert het woord tot verdediging:
Over de feiten heb ik geen opmerking. Wel wil ik opmerken dat aan de sfeer op de zitting in eerste aanleg duidelijk te merken was dat de kantonrechter van mening was dat mijn cliënt niet wilde leren gelet op zijn documentatie en daarom maar moest voelen. De kantonrechter is daarom boven de richtlijnen van het openbaar ministerie gaan zitten. Dit feit zat zo dicht op het andere feit en dat was van invloed op de sfeer. Inmiddels gaat het om een relatief oude zaak. Na de zitting in eerste aanleg heeft mijn cliënt geen overtredingen meer begaan. Hij heeft zijn rijbewijs drie maanden moeten missen, daarna volgde de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het CBR, het inplannen van de cursus en het betalen van de cursus, te weten een bedrag van € 1.300,00. Mijn cliënt zit nu in een punitieve periode. Gebleken is dat deze punitieve periode recidive verminderend werkt. Het lijkt mij beter om te kijken naar de strafdoelen in plaats van het volgen van simpele richtlijnen. Als je de situatie van nu vergelijkt met de situatie van afgelopen jaar, dan denk ik dat de strafdoelen al bereikt zijn. Hierbij denk ik ook de financiële gevolgen van zijn bedrijf. Met een blik op de toekomst is zijn rijbewijs in augustus weer geldig. Als het vonnis in eerste aanleg gevolgd zou worden, dan zou er vervolgens nog eens twee maanden aan vastgeplakt moeten worden. Dit is mijns inziens te punitief. Ik vraag om dezelfde geldboete op te leggen met een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal persisteert.
De verdachte voert het laatste woord als volgt:
Ik heb geen kracht en energie meer om zonder rijbewijs te zitten. Ik heb er spijt van en ik zal het nooit meer doen.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 12 maart 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A4, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 145 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 12 maart 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A4, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 145 kilometer per uur.

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het tenlastegelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
Aangezien de verdachte bewezenverklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal op de voet van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen:
  • De bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep;
  • Een proces-verbaal overtreding van 4 mei 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , doorgenummerde pagina’s 1-3.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A 1 van bijlage I, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 te voldoen in 10 termijnen en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de kantonrechter zijn opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht om dezelfde geldboete op te leggen, maar te volstaan met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid omdat de strafdoelen al bereikt zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto de maximumsnelheid van 100 kilometer per uur met maar liefst 48 kilometer per uur overschreden, waardoor hij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht.
Het hof houdt er in het nadeel van de verdachte rekening mee dat hij, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2023, eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk is beboet; op 9 juli 2020 heeft hij een strafbeschikking opgelegd gekregen van € 650,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 maanden voor eveneens een snelheidsovertreding. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden nogmaals een soortgelijk feit te begaan.
Het hof acht de door de kantonrechter opgelegde geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid, gelet op de ernst van het feit en de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, passend en geboden. Gelet op de Justitiële Documentatie van de verdachte – waaruit blijkt dat de verdachte ná het onderhavige feit meermalen met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van overtredingen van de verkeerswetgeving – acht het hof een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid nog altijd aangewezen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 500,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 21, 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetesmag worden voldaan in
10 (tien) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat hij binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest en maakt hem opmerkzaam op zijn recht om ter terechtzitting van dat recht afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.