ECLI:NL:GHAMS:2023:3649

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
23-002809-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met bewijsvoering over medeplegen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte, geboren in 1992 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was niet ter terechtzitting verschenen. Zijn raadsvrouw, mr. J.M. Buchel, was aanwezig en verklaarde dat de verdachte op de hoogte was van de zitting en haar had gemachtigd om hem te verdedigen. De advocaat-generaal, mr. A. van Kooij, voerde de zaak in hoger beroep en stelde dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen kon worden, zowel in zaak A als in zaak B. De verdachte had in zaak A kleding gestolen van een winkelbedrijf en in zaak B levensmiddelen van een andere winkel. De verdediging betwistte de kwalificatie van medeplegen in zaak B, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de verdachte schuldig aan beide tenlastegelegde feiten, met een gevangenisstraf van twee weken als straf. De raadsheer gaf aan dat de verdachte binnen 14 dagen beroep in cassatie kon instellen tegen dit arrest.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 27 juni 2023
parketnummer 23-002809-22
datum vonnis eerste aanleg 13 oktober 2022
parketnummer 13-189278-22 en 13-220403-22 (gev. ttz)
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op
27 juni 2023.
Tegenwoordig:
mr. E. van Die, raadsheer,
en S. Maerman, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A. van Kooij, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, opgeroepen als:
[verdachte01] ,
geboren [geboortedatum01] 1992 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats,
is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.M. Buchel, advocaat te Zandvoort, die mededeelt dat de verdachte op de hoogte is van de zitting en dat zij uitdrukkelijk is gemachtigd als raadsvrouw de verdachte te verdedigen. De raadsvrouw neemt waar voor mr. M.I. L’Ghdas, advocaat te Amsterdam.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsvrouw van de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis op te geven. Zij zegt dat de verdachte in de zaak met parketnummer 13-189278-22 (zaak A) de straf te zwaar vindt. In de zaak met parketnummer 13-220403-22 (zaak B) is de verdachte van mening dat hij ten onrechte is veroordeeld voor medeplegen en vindt hij tevens de straf te zwaar.
De raadsheer maakt melding van het volgende bij het hof ingekomen stuk, te weten een uittreksel uit de Justitiële Documentatie op naam van de verdachte van 8 mei 2023, dat aan het dossier wordt toegevoegd.
De raadsvrouw verklaart omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte:
Mijn cliënt is uitgezet naar Spanje, want dat is het eerste land waar hij asiel heeft aangevraagd. Steeds als hij in Nederland asiel probeert aan te vragen wordt hij teruggestuurd naar Spanje om daar een aanvraag te doen. Daar loopt hij tegenaan. Daarnaast is hij verslaafd en heeft hij geen geld. In zaak A is hij naar eigen zeggen gewond geraakt bij de aanhouding. In het politieverhoor op 30 augustus 2022 in zaak B verklaart hij zelf over zijn persoonlijke omstandigheden. Het leven ziet er niet heel rooskleurig uit voor mijn cliënt.
De advocaat-generaal voert het woord en leest de vordering voor. Deze wordt aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd. Zij voert bij deze gelegenheid aan:
In zaak A kan het feit wettig en overtuigend bewezen worden. In zaak B is het verweer dat geen sprake is van medeplegen. Als ik kijk naar de verklaring van aangever dan blijkt daar wat mij betreft wel degelijk uit dat sprake is van medeplegen. Dit maakt dat ook het feit in zaak B wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is sprake van twee strafbare feiten. Toen ik het strafblad van de verdachte zag verbaasde ik mij over het feit dat er maar twee weken gevangenisstraf zijn opgelegd. Inmiddels staan er meer delicten op zijn strafblad en zijn er ook meerdere gevangenisstraffen opgelegd. Ik vorder een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging:
Ik verzoek een vrijspraak voor het medeplegen in zaak B. Wat de verdediging betreft is het enkele feit dat er gecommuniceerd is onvoldoende om een samenwerkingsverband aan te nemen. Gelet hierop is sprake van een diefstal, alleen gepleegd. Bij de strafoplegging vraag ik om hier rekening mee te houden en tevens om rekening te houden met de eerder besproken persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt.
De advocaat-generaal persisteert.
Aan de raadsvrouw wordt het recht gelaten om namens de verdachte het laatst te spreken. Zij maakt hiervan geen gebruik.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak A:
hij op of omstreeks 26 juli 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, kleding, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [bedrijf01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak B:
hij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid levensmiddelen, onder meer een fruitsalade en/of yoghurt, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel01] (filiaal [adres02]), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte in zaak B dient te worden vrijgesproken van het medeplegen, omdat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Het enkele feit dat gecommuniceerd is maakt niet dat gesproken kan worden van een samenwerkingsverband.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Voor de bewezenverklaring van medeplegen is niet vereist is dat het gewicht van de bijdrage van de verdachte gelijkwaardig is aan dat van zijn mededader(s).
Het hof is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat, gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, de diefstal in vereniging met een ander bewezen kan worden verklaard. Uit de aangifte en de getuigenverklaring van de beveiliger, [getuige01] , blijkt dat de verdachte tijdens de uitvoering van het delict zijn medeverdachte heeft geholpen door steeds de producten aan te wijzen die gestolen moesten worden, die de medeverdachte daarna in zijn tas heeft gestopt. Dit is een vrij essentieel onderdeel en daarmee een significante bijdrage van de verdachte aan de diefstal. Vervolgens zijn de verdachte en de medeverdachte de kassa’s voorbij gelopen zonder de goederen ter betaling aan te bieden. Nadat ze de winkel hebben verlaten worden ze aangehouden en worden de gestolen levensmiddelen aangetroffen in de tas die de medeverdachte met zich meedroeg. Dit alles is door genoemde [getuige01] gezien en beschreven in de aangifte en de getuigenverklaring. Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige02] . Het hof acht de verklaring van de verdachte zoals bij de politie afgelegd, gelet op deze vastgestelde gang van zaken, ongeloofwaardig, en gaat daar dan ook aan voorbij.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de diefstal van levensmiddelen. Derhalve is dan ook sprake van medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en zaak B tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
zaak A:
hij op 26 juli 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, kleding, dat aan winkelbedrijf [bedrijf01] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak B:
hij op 30 augustus 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid levensmiddelen, onder meer een fruitsalade en yoghurt, die aan [winkel01] (filiaal [adres02]) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het tenlastegelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
Ten aanzien van zaak A:
Aangezien de verdachte bewezenverklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal op de voet van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen:
Een geschrift, zijnde een aangifteformulier winkeldiefstal van 27 juli 2022 betreffende de onderneming [bedrijf01] , gevestigd te [adres01] (doorgenummerde pagina’s 5-6);
Een proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant01] , [verbalisant02] , [verbalisant03] en [verbalisant04] (doorgenummerde pagina’s 7-10);
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 26 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant05] (doorgenummerde pagina’s 21-24).
Ten aanzien van zaak B:
1.
Een geschrift, zijnde een Landelijke aangifteformulier winkeldiefstal van 30 augustus 2022 betreffende de onderneming [winkel01] bv, gevestigd te Amsterdam (doorgenummerde pagina’s 7-8).
Dit formulier houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als verklaring van
de
aangever [getuige01] , beveiliger:
Op 30 augustus 2022 zag ik, [getuige01] , beveiliger bij de [winkel01] welke is gevestigd te [adres02] , dat de verdachten genoemd op het aangifte formulier als 10.1 en 10.2 zich nerveus gedroegen en schichtig om zich heen keken. Ik zag dat de verdachten samen liepen in de winkel en met elkaar spraken. Ik zag dat de verdachten bij het schap stonden dat bestemd was voor etenswaren. Ik zag dat verdachte 10.1 een zwarte tas met zich mee droeg en met zijn handen goederen uit het schap pakte. Dit deed verdachte 10.1 met alle goederen genoemd op de bon. Ik zag vervolgens dat verdachte 10.2 met woorden en gebaren aan verdachte 10.1 continue instructie gaf van wat hij ook in de tas wilde hebben en dit deed verdachte 10.1 vervolgens in de tas die hij met zich mee droeg. Ik zag vervolgens dat de verdachten voorbij de kassa liepen zonder de goederen ter betaling aan te bieden en de winkel verlieten.
In de onderzoeksruimte haalde verdachte 10.1 de tas leeg die hij met zich mee droeg. Uit de tas kwamen de genoemde goederen op de bon. Deze waren duidelijk van de [winkel01] en betroffen de goederen die uit het schap gepakt waren. De totale verkoopwaarde betrof € 34,25.
De verdachte 10.2 gaf mij op te zijn: [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] -1992 [geboorteplaats02] ( [geboorteland01] ).
2.
Een geschrift, zijnde een kopiebon van de gestolen goederen, als bijlage gevoegd bij het als bewijsmiddel vermelde aangifteformulier winkeldiefstal van 30 augustus 2022 (doorgenummerde pagina 9).
Dit
geschrifthoudt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[winkel01]
[adres02]
Datum: 30-08-2022
Aantal Omschrijving Prijs Bedrag
2 VIFIT 1,60 3,20
1 [winkel01] SMOOTHIE 2,50
+ STATIEGELD 0,15
2 FRUITSALADE 2,00 4,00
2 [winkel01] YOGHURT 2,50 5,00
+ STATIEGELD 0,30
1 ZH DRINK 2,10
3 MU BREAKER 2,25 6,75
3 APPELFLAP 1,85 5,55
4 KRENTENBOL 0,90 3,60
1 ZH DRINK 2,10
19 SUBTOTAAL 35,25
3.
Proces-verbaal van verhoor getuige van 30 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant06] (doorgenummerde pagina's 13-14).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als verklaring van
de getuige [getuige01] , beveiliger:
Ik was deze ochtend werkzaam als beveiliger van de [winkel01] op het [adres03]. Ik zag dat er twee mannen naar binnen kwamen. Ik zag dat de verdachte, met grijze kleding aan, een zwarte shopper tas met zich meedroeg. Ik zag vervolgens dat zij met elkaar spraken. Zij liepen richting de schappen bestemd voor etenswaren. Vervolgens zag ik dat de persoon, in het blauw gekleed, met zijn handen producten aanwees. Ik zag de andere man, die in het grijs gekleed was, de producten pakken en dat in zijn tas doen. Vervolgens zag ik dat ze dit met alle goederen deden die op de kassabon staan. Ik heb ze continu in de gaten gehouden. Ik heb hen meerdere producten zien pakken en vervolgens in hun tas zien doen. Bij alle producten die zij pakten, zag ik hen samen eerst nog overleggen. Ik zag dat ze de kassa's voorbij liepen zonder de goederen ter betaling aan te bieden.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 30 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant06] (doorgenummerde pagina’s 15-16).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als verklaring van
de
getuige [getuige02] , leidinggevende:
Ik was vanochtend aan het werk in de [winkel01] gevestigd op de [adres02] . Ik werd door de manager in kennis gesteld dat we zo meteen een aanhouding zouden hebben. Ik liep direct naar de ingang van de winkel. De beveiliger wees mij aan om wie het ging. Ik zag hem bij de broodafdeling staan. Ik zag hem producten in de tas doen. Hij had een aantal producten in zijn tas toen. Dat was die in de groene sweater. Ze stonden naast elkaar. Die andere had een blauwe sweater. Ze gingen rond dwalen en daarna gingen zij de winkel uit.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Het hiervoor opgenomen bewijsmiddelen - zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering – zijn slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-189278-22 (zaak A) bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 13-220403-22 (zaak B) bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ter zake van het in zaak A en zaak B tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en gelet de persoon van de verdachte.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan (winkel)diefstal in vereniging. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de benadeelde winkelbedrijven. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten, die storing in de bedrijfsvoering en schade teweegbrengen.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2023 is de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Wel is hij onherroepelijk veroordeeld voor andere delicten. Het hof overweegt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en heeft ook kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de raadsvrouw ter terechtzitting toegelicht. Gelet op de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de omstandigheden dat de verdachte geen vast adres heeft en niet beschikt over een goed inkomen, acht het hof de in eerste aanleg – en door de advocaat-generaal gevorderde – gevangenisstraf van twee weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-189278-22 (zaak A) en in de zaak met parketnummer 13-220403-22 (zaak B) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-189278-22 (zaak A) en in de zaak met parketnummer 13-220403-22 (zaak B) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
De raadsheer geeft aan de raadsvrouw kennis dat de verdachte binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.