ECLI:NL:GHAMS:2023:3650

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
23-002796-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed van cannabis met bewijsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het rijden onder invloed van cannabis. De verdachte, geboren in 1999, was op 6 januari 2021 in Alkmaar betrapt op het besturen van een voertuig terwijl hij onder invloed was van THC, met een gemeten waarde van 6,3 microgram per liter bloed, wat boven de wettelijke grens ligt. Tijdens de zitting heeft de verdachte aangevoerd dat hij niet op de hoogte was gesteld van zijn recht op tegenonderzoek, omdat hij nooit een aangetekende brief had ontvangen waarin dit recht werd vermeld. De advocaat-generaal heeft echter betoogd dat de politie zich aan de regels heeft gehouden en dat de verdachte zelf verantwoordelijk is voor zijn post. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was gesteld van de uitslag van het bloedonderzoek en zijn recht op tegenonderzoek. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en geoordeeld dat het onderzoek naar de bloedafname en de resultaten daarvan betrouwbaar zijn. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 850, waarvan € 400 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde als strafbaar is gekwalificeerd.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 27 juni 2023
parketnummer 23-002796-22
datum vonnis eerste aanleg 12 oktober 2022
parketnummer 96-053667-22
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op
27 juni 2023.
Tegenwoordig:
mr. E. van Die, raadsheer,
en S. Maerman, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A. van Kooij, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte,
ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:
[verdachte01],
geboren [geboortedatum01] 1999 te [geboorteplaats01] ,
[adres01] .
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De verdachte, namens wie hoger beroep is ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt:
Ik ben van mening dat mijn recht op tegenonderzoek mij is ontnomen.
De raadsman vult aan:
Het hoger beroep is gericht tegen de bewezenverklaring en de opgelegde straf.
Desgevraagd verklaart de verdachte:
Ik heb nooit een brief ontvangen waarin ik ben gewezen op mijn recht op tegenonderzoek. Daarnaast is de brief niet aangetekend verstuurd dus de tegenpartij kan niet bewijzen dat ik de brief heb ontvangen. Ik had met dit tegenonderzoek aan willen tonen dat het eerste onderzoek niet klopt. Ik heb er mijn twijfels over of ik 48 uren na het gebruik van cannabis nog steeds een te hoge waarde THC in mijn bloed heb. Ik ontdekte pas dat ik de brief niet had ontvangen toen ik de strafbeschikking ontving. Ik ben teleurgesteld in de gang van zaken. Het is niet aan mij om te bewijzen dat ik de brief niet heb ontvangen, terwijl de politie deze niet aangetekend heeft verstuurd.
In de periode van onderhavig feit rookte ik één keer in de week een joint. Tegenwoordig rook ik één joint per avond. Ik heb nog nooit een joint gerookt achter het stuur.
De advocaat-generaal en de raadsman geven te kennen geen verdere vragen te hebben over de feiten.
De raadsheer gaat over tot de bespreking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en deelt in dat verband onder meer verkort de inhoud mede van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
8 mei 2023.
De verdachte verklaart:
Het klopt dat ik twee tot drie dagen per week werk als elektricien. Het klopt dat ik geen schulden heb, maar dat ik wel € 900,00 en € 1.300,00 heb moeten betalen aan het CBR voor een onderzoek. Ik hoef verder niets meer naar voren te brengen over mijn persoonlijke omstandigheden.
De advocaat-generaal voert het woord en leest de vordering voor. Deze wordt aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd. Zij voert bij deze gelegenheid aan:
In het dossier lees ik dat er een eerdere mutatie is waarin staat dat de verdachte een joint zou hebben gerookt achter het stuur. De verdachte ontkent dit nu op zitting, maar ik lees dit toch echt. Als ik kijk naar het dossier heeft de politie zich aan de regels gehouden. Er staat nergens dat zij de brief aangetekend moeten versturen. Je bent zelf verantwoordelijk voor je post. Ik heb vandaag niets gehoord waaruit blijkt dat juist deze brief niet is aangekomen van alle post. Verder is in het dossier ook uitgebreid ingegaan op hoe om moet worden gegaan met het afgenomen bloed. Er is weliswaar sprake van een termijnoverschrijding, maar wat mij betreft is voldoende onderbouwd dat dit geen invloed heeft op de uitslag. Indien er al afbraak zou hebben plaatsgevonden, zou dit hebben geresulteerd in het meten van lagere concentraties in het bloed dan bij de bloedafname aanwezig waren, wat in het voordeel van de verdachte zou zijn. Er kan met een vaststelling worden volstaan. Ik conformeer mij wat betreft het bewijs en de straf aan de politierechter. Ik vorder een geldboete van € 850,00 waarvan € 400,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman voert het woord tot verdediging en dit doet aan de hand van zijn pleitnotities. Deze worden aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd. De raadsman deelt de volgende aanvullingen daarop mede:
Onder punt 3
Dit betreft dus een wezenlijk andere gang van zaken dan bij alcohol. Het recht op tegenonderzoek kan pas worden ingesteld na ontvangst van de brief.
Onder punt 14
De advocaat-generaal zegt dat mijn cliënt zelf verantwoordelijk is voor zijn post, maar mijn cliënt kan niet weten dat hij een brief gaat ontvangen. Het is aan de politie om dit aan te tonen. Dit kan opgelost worden door de brief aangetekend te versturen.
De advocaat-generaal persisteert.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee direct mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 januari 2021 te Alkmaar een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 6.3 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een tweetal vormverzuimen, waardoor niet gesproken kan worden van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Allereerst is er verzuimd het bloed van de verdachte ‘’zo spoedig mogelijk’’ te vervoeren en daarnaast is de verdachte niet gewezen op zijn recht op tegenonderzoek. Gelet hierop kan het onderzoek niet voor het bewijs gebezigd worden.
Het hof overweegt ten aanzien van de gevoerde verweren als volgt.
Zo spoedig mogelijk
Vooropgesteld moet worden dat van ‘een onderzoek’ zoals bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 sprake is indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd. Deze waarborgen worden ook wel aangeduid als de strikte waarborgen.
Tot die waarborgen behoort onder meer het voorschrift van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d (oud) van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit), dat inhoudt dat na de bloedafname de buisjes bloed zo spoedig mogelijk naar een voor het bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Besluit worden toegezonden. [1]
Uit het proces-verbaal rijden onder invloed van 6 januari 2021 blijkt dat op 6 januari 2021 om 01:30 uur bij de verdachte bloed is afgenomen nadat het vermoeden was ontstaan dat hij onder invloed van drugs een personenauto had bestuurd. De bloedmonsters zijn voorts door verbalisant [verbalisant01] overeenkomstig het bepaalde in het Besluit gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, en naar het Medisch Laboratorium Dr. Stein & Collegae te Mönchengladbach (Duitsland) gestuurd. Blijkens het ‘Rapport drugs in het verkeer’ van 24 februari 2021 heeft het voornoemd laboratorium de bloedmonsters van de verdachte op 7 januari 2021 in ontvangst genomen.
Op basis van het voorgaande stelt het hof vast dat het tijdsverloop vanaf het moment van bloedafname tot het moment van ontvangst 1 dag bedraagt. Dit tijdsverloop kan naar het oordeel van het hof, bezien in het licht van de rechtspraak van de Hoge Raad ten tijde van het tenlastegelegde, worden aangemerkt als ‘zo spoedig mogelijk’ als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder d (oud) van het Besluit. Daarmee is voldaan aan de strikte waarborg, waarmee het in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 neergelegde onderzoek is omringd. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Het tegenonderzoek
Het voorschrift van artikel 17 van het Besluit houdt in dat de opsporingsambtenaar de verdachte binnen een week na ontvangst van het verslag, bedoeld in artikel 16, tweede lid, schriftelijk in kennis stelt van het resultaat van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek.
Het hof constateert dat uit het dossier blijkt dat de verdachte bij brief van 1 maart 2021 in kennis is gesteld van de uitslag van het bloedonderzoek en tevens is gewezen op zijn recht een tegenonderzoek te laten verrichten. Deze brief is aan de verdachte verzonden op het aan ons bekende adres. Het hof is van oordeel dat de verdachte geen geloofwaardige of aannemelijk geworden verklaring heeft afgelegd voor het feit dat hij deze brief niet zou hebben ontvangen.
Op basis van het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van het Besluit, in kennis is gesteld van het resultaat van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek. Het hof verwerpt derhalve tevens dit verweer van de raasdsman.
Conclusie
Het hof acht de uitkomst van het onderzoek betrouwbaar en de resultaten daarvan zullen worden gebruikt voor het bewijs. Het hof oordeelt op basis van hetgeen hiervoor is overwogen dat sprake is van ‘een onderzoek’ als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zodat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 6 januari 2021 te Alkmaar een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 6.3 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het tenlastegelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
1.
Een proces-verbaal rijden onder invloed van 6 januari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant01] en [verbalisant02] , doorgenummerde pagina’s 2-4.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen van voornoemde verbalisanten:
Op 6 januari 2021 om 00:10 uur zagen wij, verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] , dat de hierna genoemde persoon als bestuurder van een personenauto reed op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Verkeersplein Kooimeer te Alkmaar.
De verdachte gaf mij, [verbalisant01] , op te zijn genaamd:
Achternaam : [verdachte01]
Voornamen : [verdachte01]
Geboren : [geboortedatum01] 1999
Geboorteplaats : [geboorteplaats01] in Nederland
Op 6 januari 2021 om 01:30 uur heeft de arts, [naam01] , in aanwezigheid van mij, [verbalisant01] , bij de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Ik, [verbalisant01] , heb de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, alsmede het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker ‘’Analyse’’ met het nummer [nummer01] en SIN-sticker "Tegen Onderzoek" met het nummer [nummer02] . De corresponderende Sporen Identificatie Nummers (SIN-stickers) zijn op dit proces-verbaal aangebracht. Ik, [verbalisant01] , heb mij ervan vergewist dat de bloedmonsters verzonden zijn naar het Medisch Laboratorium Dr. Stein & Collegae te Mönchengladbach (Duitsland).
2.
Een geschrift, zijnde een deskundigenverslag, te weten een rapport alcohol en drugs in het verkeer van 24 februari 2021, opgemaakt door forensisch toxicoloog drs. [naam02] .
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Naam bloedgever [verdachte01]
Geboortedatum [geboortedatum01] -1999
Te onderzoeken materiaal
SIN nummer Omschrijving
[nummer03] Bloed van [verdachte01]
Een extract van het bloed [ [nummer03] ] werd geanalyseerd. De eindresultaten van de analyse van alcohol en de aangewezen stoffen staan in onderstaande tabel.
Tabel Resultaten
Aangewezen stof
Meetbare stof
Eindresultaat in bloed [ [nummer03] ]
Rapportage eenheid
cannabis
THC
6,3
microgram per liter
3.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 12 oktober 2022.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat uit het bloedonderzoek blijkt dat ik cannabis heb gebruikt. Ik heb 48 uur voor mijn aanhouding cannabis gebruikt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 850,00 subsidiair 17 dagen hechtenis, waarvan € 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, bij de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden dat de verdachte een first offender is en daarnaast nog een bedrag aan het CBR moet betalen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als beginnend bestuurder deelgenomen aan het verkeer terwijl hij onder invloed was van THC. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2023 en houdt rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Het hof zal een deel van de op te leggen geldboete in voorwaardelijke vorm opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 28 maart 2022 onder CJIB nummer [nummer04] .
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 850,00 (achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat hij binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest en maakt hem opmerkzaam op zijn recht om ter terechtzitting van dat recht afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Vgl. HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:2020:1684.